Categorieën
Historisch bedrijf

De biografie is hét medicijn tegen nepnieuws

Hoe staat de geschiedschrijving in Nederland er als vakgebied voor? Om hier achter te komen spreekt Niels Mathijssen voor Over de Muur dit jaar met historici van verschillende pluimage. Hoe kijken zij naar hun werk en beroepsgroep? In deze zesde aflevering: Hans Renders, Hoogleraar Geschiedenis en Theorie van de Biografie en directeur van het Biografie Instituut aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Iedere werkdag verschijnt er één nieuwe biografie in Nederland. Die bewering deed Hans Renders bij het uitspreken van zijn oratie in 2008. Toegeven, het was wat met de natte vinger, maar de hoogleraar bezweert dat hij niet ver naast het werkelijk gepubliceerde aantal zat. In totaal kwamen er dus ruim tweehonderdenvijftig biografieën uit dat jaar. Renders telde alleen boeken mee die oorspronkelijk in het Nederlands verschenen. Ook biografieën van ‘driesterrenkoks en dominees,‘ zoals Renders het noemt, nam hij niet mee in zijn schatting. ‘En dat aantal is in de jaren daarna niet af-, maar eerder toegenomen,’ weet de hoogleraar. Hoe valt die enorme productie aan biografieën te verklaren?

Een van de grote tendensen aan de universiteiten in Nederland is internationalisering, zegt Renders. ‘Dat merk je evenzeer op de geschiedenisfaculteiten. Ik ben zeer voor die internationalisering en geef veel van mijn colleges dan ook in het Engels. Maar de biografieën die wij begeleiden zullen bijna altijd in het Nederlands verschijnen. Anders krijg je rare situaties. Een biografie over bijvoorbeeld Jelle Zijlstra in het Engels, dat kan niet. In het buitenland zit niemand op zo’n publicatie te wachten en in Nederland zal dat boek in die taal ook niet gelezen worden.’ Historici moeten volgens de hoogleraar goed nadenken over de rol van publicaties die zij produceren. ‘Voor biografieën geldt, dat ze niet alleen wetenschappelijk relevant zijn, ze hebben ook een publieksfunctie. Daarom is het belangrijk dat zulke boeken zowel academisch verantwoord als goed leesbaar zijn.’

Renders staat vervolgens op van zijn bureau en loopt naar de deuropening. Hij wenkt. ‘Kijk,’ zegt hij trots, al wijzend naar een vitrine die om de hoek in de gang staat. ‘Dit is onze prijzenkast,’ vertelt hij met een knipoog. Dan serieuzer: ‘Hierin staan biografieën die in de afgelopen jaren onder begeleiding van het Biografie Instituut tot stand zijn gekomen.’ In de vitrine staan onder andere de biografie van Helene Kröller-Müller die Eva Rovers schreef en die van Loe de Jong, van de hand van Boudewijn Smits. ‘Mooie, gedegen publicaties en stuk voor stuk veel gelezen. Dáár is het ons om te doen.’

Traditie

Er verschijnen dus niet alleen veel biografieën in Nederland, de kwaliteit is volgens Renders vaak ook nog eens hoog. Toch kan ons land zich niet beroepen op een lange en rijke traditie op dit vlak. ‘In de twintigste eeuw had je heel lang vooral biografieën van schrijvers. Dat waren toch een beetje heiligenlevens. Iemand vond een auteur dan geweldig en schreef dan een boek over die persoon. Die biografieën waren meestal gewoon van een belabberd niveau.’ Nederlandse biografen keken in die tijd vooral naar Engeland, stelt Renders. ‘In de jaren dertig van de vorige eeuw was er een groep schrijvers die de Bloomsbury Group genoemd werd. Daar behoorde onder andere Virginia Wolf en Lytton Strachey toe, grote namen. Zij maakten deel uit van de culturele elite van Engeland. De biografieën die zij schreven of van hen geschreven werden waren toonaangevend – in eigen land en in de rest van de wereld.’

Maar die hoogtijdagen zijn allang vervlogen, vervolgt Renders. ‘In England is de biografie op dit moment op sterven na dood. De verkoopcijfers zijn dramisch gedaald. De biografie van Steve Jobs is heel goed verkocht, maar dat is een uitzondering en bovendien geschreven door een Amerikaan.’ Volgens Renders moet je nu in de Verenigde Staten zijn. ‘Daar is in de afgelopen decennia een ongelofelijke biografiecultuur ontstaan. Het genre wordt er bijzonder serieus genomen en bovenal wordt er in Amerika erg goed geschreven.’ Als voorbeeld noemt Renders de biografie van Nixon door John Farrell. ‘Die is zo ont-zet-tend goed. Dat boek kun je op elke pagina openslaan en het leest als een trein. Of iemand als Robert Caro, biograaf van onder andere de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson is ook geweldig.’

‘Nederland is een land waar heel veel buitenlandse boeken gelezen worden,’ stelt Renders. ‘Dat geldt ook voor al die Amerikaanse biografieën en zo kwam er in de jaren tachtig steeds meer interesse voor dit genre.’ Volgens de hoogleraar is er in de afgelopen dertig jaar zo een eigen traditie ontstaan in ons land. ‘Naast de aantallen en het niveau kun je dat ook zien aan de ruimte die biografieën krijgen in de kwaliteitskranten. In NRC Handelsblad, de Volkskrant, Trouw worden er al snel twee pagina’s ingeruimd voor biografieën en die worden dan serieus besproken. Ook publiceren steeds meer hoogleraren biografieën. Dat doen ze vaak als ze met pensioen zijn, want dan hebben ze tijd. Daaraan zie je dus dat een biografie status heeft in Nederland.’

Daarbij is onze academische cultuur een groot voordeel, vindt Renders. ‘In Nederland zijn we erg gericht op interdisciplinair onderzoek. De biografie is daar het vleesgeworden voorbeeld van. Ik was een tijdje geleden een tijd in Frankrijk, als visiting professor aan de Aix-Marseille Université om la Société de Biographie mee op te richten. Daar merk je meteen dat er een enorme verkaveling is naar academische disciplines. En o wee als je op het terrein van een ander komt. Hier is dat anders, wordt dat juist aangemoedigd. Dat is een duidelijke voorwaarde voor het schrijven van een biografie, want je komt misschien wel met tien disciplines in aanraking. Toen ik de biografie van dichter Jan Hanlo schreef, wist ik bijvoorbeeld niets van psychiatrie. Ik moest me daar in verdiepen omdat het zo’n wezenlijk onderdeel was in het leven van Hanlo. Dat interdisciplinaire is essentieel en dat hebben we in Nederland goed voor mekaar.’

Feiten   

Maar Renders is niet louter positief over de huidige ontwikkelingen die hij ziet op geschiedenisfaculteiten in Nederland. Zo signaleert hij dat er steeds minder aandacht is voor klassiek archiefonderzoek. ‘Dat staat onder druk, terwijl dat een cruciaal facet van het vak is. Alles moet te herleiden zijn naar bronnen. Daarbij gaat het overigens niet enkel om de feiten.’ Renders geeft een voorbeeld. ‘Er was een Vlaamse politicus waarvan werd gezegd dat hij een kindermisbruiker was. Maar die geruchten zijn nooit hard gemaakt. Moet je ze dan noemen in zijn biografie straks? Sommige historici hebben daar moeite mee, het betreft immers geen feit. Maar als hij door die roddels een bepaalde functie is misgelopen dan zijn die geruchten – of ze nu waar zijn of niet – wel enorm relevant om de loop van het leven van deze man te verklaren.’ Kijk bijvoorbeeld naar het gedonder van Trump over Obama’s geboortebewijs. Dat Obama niet in Amerika is geboren is onzin, maar dat verhaal van Trump heeft wel een rol gespeeld in de publieke opinie.

Renders pleit dus voor aandacht voor geschiedkundig handwerk en voor het goed leren interpreteren van de feiten. De hoogleraar is er van overtuigd dat er op dit moment veel behoeften is aan die competenties. ‘Mensen willen uiteindelijk toch weten hoe het écht zit. Daar geloof ik in. Ze willen kunnen vertrouwen op de feiten en op de instituties. Het hele postmodernistische van everything goes en ‘het maakt allemaal niet uit’ is nu wel zo’n beetje voorbij. Wat is er nu waar over deze man of vrouw? Dat willen mensen weten. De biografische methode, zoals ik het noem, is daar het antwoord op.’

Dan wordt de hoogleraar plots onderbroken door de scherpe tonen van het alarm op zijn telefoon. De volgende afspraak wacht. Renders: ‘Als laatste dan: het is ook niet toevallig dat in tijden van fake news en met een Amerikaanse president in het Witte Huis die alles bij elkaar liegt en bedriegt, de biografie het zo goed doet in Amerika. Dat is een duidelijke tegenbeweging. De biografie gaat een grootse toekomst tegemoet. Amen!’ zegt de hoogleraar, terwijl hij als besluit een klap op zijn bureaublad geeft.

———————————————————————————————

Hans Renders schreef samen met Nigel Hamilton Het abc van de Biografie, dat op 20 september aanstaande verschijnt bij AUP, 248 blz., €29,99. Tegelijkertijd komt ook The abc of Modern Biography uit, van dezelfde auteurs ook bij AUP, 244 blz., €29,95.

Het Biografie Instituut organiseert van 19 tot 21 september de conferentie Different Lives in Groningen, met als sprekers o.m. Nigel Hamilton, Jack Farrell, Richard Holmes, Elsbeth Etty. Programma en inschrijving: www.different-lives.com

———————————————————————————————

Niels Mathijssen is historicus en journalist. Hij publiceert over geschiedenis en historische beeldvorming in onder andere de Correspondent en De Groene Amsterdammer.