Categorieën
Geschiedenis actueel

Zingen voor de eenheid?

Het staat inmiddels in het regeerakkoord van Rutte III: kinderen gaan op school les krijgen in en over het Wilhelmus. Hiermee wil het kabinet de nationale identiteit van de Nederlanders versterken en actief uitdragen, maar is het Wilhelmus daar wel een goed middel voor?

Er is al veel over gediscussieerd, en nu staat het dan ook zwart op wit: “op school leren kinderen […] het Wilhelmus, inclusief de context ervan.”[1] In het regeerakkoord zijn waarden als tolerantie, (geloofs)vrijheid en gelijkheid centraal gesteld, en het Wilhelmus wordt gepresenteerd als een van de “ankers van de Nederlandse identiteit in tijden van globalisering en onzekerheid.”[2] Over de historische incorrectheid hiervan is al veel geschreven, onder anderen door Sabine Waasdorp in ‘Het Wilhelmus: niet onze Nederlandse identiteit, maar een edelman in nood’. Overigens wordt het Wilhelmus op de meeste scholen allang behandeld.[3] Maar de discussie gaat niet alleen over de inhoud. Volgens Sybrand Buma, de geestelijk vader van het plan, moet het Wilhelmus daadwerkelijk gezongen worden, en wel staand. Dit extra element is volgens hem “volstrekt evident” omdat het nou eenmaal “traditie” is. Maar waarom wordt samen zingen zo belangrijk gevonden? En hoe zou dit bijdragen aan de versterking van de Nederlandse identiteit?

Buma doelt op een belichaamde beleving van het Wilhelmus door het zingen ervan, wat er voor moet zorgen dat kinderen nationale trots beleven. Zo’n gevoel van nationale saamhorigheid zou de Nederlandse identiteit verstevigen. Dit idee komt niet uit het niets, samen zingen is een activiteit die al zolang we kunnen nagaan een centrale rol inneemt in het menselijk collectief en nog steeds een centrale rol speelt in de meeste samenlevingen. Denk aan de kerkdienst, de voetbalwedstrijd of het schoolreisje. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat het zingen van een volkslied een kenmerkend element is bij nationale manifestaties. Ook het idee dat boodschappen die in liedteksten geformuleerd zijn, nog sterker ervaren worden door het zingen ervan speelt hier een rol. Door het zingen van een tekst wordt deze als het ware belichaamd door de zangers. Als er in een lied nationale gevoelens gearticuleerd worden, is de stap naar het gebruiken van dit lied als propaganda voor het versterken van een nationale identiteit dus niet vergezocht.

Dat samen zingen gevoelens van onderlinge verbondenheid oproept is een algemeen geaccepteerd idee, dat echter nog weinig wetenschappelijk onderbouwd is. De cognitiewetenschappen hebben eerste stappen in deze richting gemaakt door te onderzoeken welke psychologische en fysieke processen er spelen. Zo is samen zingen bijvoorbeeld te analyseren als een ‘shared affective motion experience’ (SAME). Dit houdt in dat er bij de zangers, door het zingen in elkaars aanwezigheid, dezelfde neurale netwerken gestimuleerd worden waardoor zij dezelfde gevoelens beleven.[4] Dit bevestigt dat het lied bij uitstek een genre is om saamhorigheid te bevorderen en boodschappen te verspreiden. Luther maakte hier al zeer bewust gebruik van bij de verspreiding van zijn reformatorische ideeën, en de 18e-eeuwse Patriotten waren er van overtuigd dat hun liederen alleen al door het beluisteren ervan vaderlandsliefde zouden ontsteken.[5]

Maar Buma wil met zijn plan niet alleen teweegbrengen dat er in de klaslokalen kleine gemeenschappen ontstaan, hij streeft naar een landelijk nationaal bewustzijn. Nederland wordt gezien als een verbeelde gemeenschap, verbeeld in die zin dat de leden van deze gemeenschap (‘de Nederlanders’) elkaar weliswaar nooit allemaal kunnen kennen, maar wel van elkaars bestaan afweten. Door gedeelde normen en waarden voelen mensen zich verbonden. En als ze vanuit zo’n bewustzijn dan allemaal het Wilhelmus zingen, wetende dat dit overal in het land gebeurt, kan dit een versterkt nationaal bewustzijn creëren. Dit zal het kabinet Rutte III als muziek in de oren klinken.

Dan toch even over de inhoud van het Wilhelmus. Er is niets tegen om bij schoolklassen een collectief gevoel te willen creëren door te zingen. Het Wilhelmus hiervoor gebruiken is echter niet meer van deze tijd. Een lied dat 16e-eeuwse gevoelens van koningshuisverering en religie uitdrukt kan de multiculturele samenleving die Nederland vandaag is, en waarin kerk en staat gescheiden zijn, niet weerspiegelen. Bovendien spreekt de tekst van het Wilhelmus de idealen van gelijkwaardigheid en geloofsvrijheid uit het regeerakkoord tegen. Willem van Oranje wordt vereerd als “Edel en Hooch gheboren” vorst “van Keyserlicken stam”, zie dat maar eens te rijmen met het idee dat iedereen gelijk is en gelijke kansen moet krijgen. Bovendien is de tekst door en door christelijk: “de Heer van hier boven, die alle dinck regeert”. In twaalf van de vijftien coupletten wordt god genoemd of wordt verwezen naar het protestantse geloof. Daardoor wordt iedereen zonder geloof of met andere geloofsovertuigingen als het ware uitgesloten van het nationale idee dat het Wilhelmus uit zou dragen.

Uiteraard is het belangrijk dat tekst en context van het Wilhelmus aan bod komen in de geschiedenislessen. Het is een interessant historisch document en nu eenmaal ons volkslied. En het is uiteraard toe te juichen als kinderen zingen op school. Maar om recht te doen aan de diversiteit van de Nederlandse samenleving zal er aandacht besteed moeten worden aan de verschillende culturele achtergronden van de Nederlanders. Het Koningslied – en dan vooral in combinatie met de videoclip – uit 2013 was een sympathieke maar genadeloos geflopte poging een hedendaags en inclusief lied met ‘Nederlandse stereotypen’ te manifesteren.

De vraag is of er überhaupt wel een lied kan bestaan dat de complexiteit van een nationale identiteit kan vatten. Bovendien zouden we op grond van bovenstaande kunnen zeggen dat het samen zingen alleen al genoeg collectiviteitsgevoel schept. Zo gezien zijn er voor de context van de schoolklas ook andere liederen te bedenken. Laat kinderen zelf op zoek gaan naar liedjes waar ze zich mee identificeren – zoals bijvoorbeeld het wiegeliedje dat oma altijd zong – en laat ze vooral ook kennis maken met liedjes uit andere landen, culturen en geloofsrichtingen. Op die manier leren we kinderen met een open blik naar de dynamiek van de Nederlandse samenleving te kijken, laten we ze zien hoe de ‘oer-Nederlandse’ tolerantie waar wij zo trots op zijn werkt, en creëren we een nationale gemeenschap gebaseerd op gedeelde normen en waarden die van binnenuit komen en niet opgelegd worden door een bijna 500 jaar oud lied dat grote groepen van de Nederlandse samenleving uitsluit.

Renée Vulto is doctoraatsonderzoeker aan de Universiteit Gent waar zij onderzoek doet naar de rol van politieke liederen bij de vorming van een nationaal bewustzijn in de noordelijke Nederlanden van de late 18e en vroege 19e eeuw.

[1] Regeerakkoord 2017-2021, Vertrouwen in de toekomst, 1.5 Cultuur, 19.

[2] Regeerakkoord 2017-2021, Vertrouwen in de toekomst, 1.5 Cultuur, 19.

[3] Rik Kuiper, Goed plan, Wilhelmus als verplichte kost? Donderdag 17 augustus 2017, Volkskrant.

[4] Zie bijvoorbeeld het werk van Istvan Molnar-Szakacs en Katie Overy.

[5] Zie bijvoorbeeld het voorwoord van Bellamy’s Vaderlandsche gezangen van Zelandus.