De historicus lijdt aan de zonde van de luiheid. Hij weigert te valoriseren terwijl dat een van de kerntaken van de wetenschapper is.
Zaterdag 20 mei stond de Balie in het teken van de ‘Nacht van Rome.’ Na een succesvolle eerste editie in 2016 pakte het Koninklijk Nederlands Instituut Rome (KNIR) opnieuw groot uit om hun onderzoeksinstituut op de kaart te zetten. Dit jaar werd Rome als ‘stad van zeven zondes’ gekenschetst met lezingen, debatten en filmvertoningen over de hoogmoed, wellust, hebzucht, vraatzucht, afgunst, woede en de luiheid van Romeinen.
Deze zondes zijn natuurlijk niet exclusief aan de bewoners van Rome: wij historici kunnen er ook wat van. Een zonde die vaak aan ons wordt toegeschreven is de ‘Acedia’, de luiheid, omdat wij het dikwijls vertikken ons onderzoek te valoriseren. Valorisatie is volgens de VSNU het benutten van kennis buiten de universiteit, ofwel onderzoek een maatschappelijke waarde geven. Sinds 2014 is dit een verplicht onderdeel in onderzoeksaanvragen bij NWO, een beslissing die toen en drie jaar later nog veel weerstand oproept. Men zou bang zijn voor gedwongen samenwerking met het bedrijfsleven en om de academische onafhankelijkheid te verliezen door groeiende politieke bemoeienis.
Ondanks deze gevaren moet de academicus de uitdaging aan durven gaan om de veilige ivoren toren van de universiteit te verlaten en de boze buitenwereld in te stappen. Valorisatie is immers waar wetenschap uiteindelijk om draait. Alle kennis die wij opdoen moet uiteindelijk ten goede komen van de maatschappij, zonder daarin een onderscheid te maken tussen geneeskundig onderzoek en geesteswetenschappelijk onderzoek. Het probleem is alleen dat de samenleving dat onderscheid wél maakt. Onderzoek naar dekolonisatie in de twintigste eeuw lijkt nutteloos vergeleken met onderzoek naar kanker. Wij weten wel beter, maar doen te weinig om dit misverstand uit de lucht te helpen.
Het ontbreken van deze actieve houding stond centraal in de lezing ‘Luiheid – Een academische zonde,’ waarin classici Bettina Reitz-Joosse en Miguel John Versluys debatteerden over de rol van de geesteswetenschapper in de publieke ruimte. Beiden benadrukten het belang van het begrijpelijk maken van de wetenschap door te communiceren met de media: het verleden kan immers soms beter door de historicus zélf worden verteld. De gevolgen van een afzijdige houding zien we maar al te vaak terug in nieuwsberichten die een wel heel onwaarschijnlijke interpretatie van het verleden geven, alles om maar een sensationeel verhaal te publiceren. Een codex met Mussolini’s fascistische gedachtegoed veranderde in de media al snel in ‘Mussolini’s persoonlijke brief’ en ging volledig voorbij de kern van het onderzoek. Of wat te denken van het misbruik van het verleden van politici, die bij politieke vraagstukken onjuiste historische parallellen trekken om een controversieel standpunt te verdedigen? In Frankrijk worden historici door kranten gevraagd een nieuwsbericht beter in te kaderen. Waarom in Nederland niet?
Het is dan ook jammer dat evenementen zoals de Nacht van Rome, waar wetenschap onder het genot van muziek en drank in begrijpelijke taal wordt gepresenteerd, alleen academici lijken te trekken en de mensen van buiten de universiteit wegblijven. Heel gek is dat overigens niet. Wij historici kunnen ons vaak een slechte voorstelling maken van wie ‘de leek’ precies is en hoe we deze moeten bereiken. Het is niet dat wij buitenstaanders actief weren: de organisatie van de Nacht van Rome had bijvoorbeeld ook Italië liefhebbers op het oog met hun evenement en de ‘links intellectueel’ die vaak in de Balie te vinden is. De praktijk leert echter dat als puntje bij paaltje komt het publiek uitsluitend uit insiders bestaat. Voor hen is die valorisatie niet nodig: zij weten immers al waarom onderzoek belangrijk is en dragen er graag aan bij. Maar een valorisatiefeestje voor uitsluitend degene die valoriseren kan en mag niet de bedoeling zijn.
De vraag rest nu: hoe moet het dan wel? Met Over de Muur proberen we dat door gratis artikelen met een historische insteek online te plaatsen, maar er zijn natuurlijk meerdere wegen naar Rome. Het belangrijkste is dat de leek centraler komt te staan bij het valoriseren van onderzoek. Die moet kunnen begrijpen waarom zijn belastingcenten juist aan jouw vakgebied worden besteed en het nut ervan inzien. Een leek heeft geen baat bij incrowdfeestjes waar onderzoekers aan collega onderzoekers het belang van onderzoek benadrukken. Een historicus blij maken met archiefstukken over de handel tussen Nederland en Spanje in oorlogstijd is een koud kunstje. Dezelfde blijdschap bereiken bij een leek is een stuk lastiger en vergt dat historici de luiheid de rug toe keren.
Sabine Waasdorp is promovendus vroegmoderne letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op de beeldvorming van Spanje en Spanjaarden in Engelse en Nederlandse literatuur uit de zestiende eeuw.