Categorieën
Historisch bedrijf

Personae als historische onderzoeksmethode

Geschiedschrijving is nooit af. Methodes als personae kunnen helpen om ons begrip van de geschiedenis te verrijken met de verhalen van peoples without history en de vraag te stellen: “hoe was het toen?”

Historici hebben zich door de eeuwen heen op de levens van belangrijke mensen gericht: koningen, filosofen, krijgsheren en geleerden. Tussen de verhalen die zijn geschreven over deze grote vissen der geschiedenis zijn weinig sprotten (kleine visjes) te vinden: vrouwen, minderheden en tot slaaf gemaakten. De grote vissen speelden niet alleen een centrale rol in belangrijke gebeurtenissen, ze hebben ook veel sporen nagelaten: documenten, huizen en kastelen, sieraden en soms zelfs eigen geschriften. Van de sprotten zijn zulke sporen meestal niet te vinden. Veel van hun eigendommen zijn verloren gegaan en ze konden niet allemaal schrijven. Toch zijn er manieren op hun stemmen te doen weerklinken, bijvoorbeeld door speculatieve methodes zoals personae.

Een grote vis. Gebaseerd op een foto van Ranjithsiji (CC-BY-SA / GFDL), Wikimedia Commons, bewerkt door de auteur.
Sprotten. Auteur Женя, Wikimedia Commons.

In de roman The book of Collateral Damage van Sinan Antoon schrijft het hoofdpersonage, zelf een academicus: “There are people who write in order to change the present or the future, whereas I dream of changing the past.” Geschiedschrijving wordt vaak als een narratief van historische gebeurtenissen “zoals ze zijn gebeurd” gezien, vooral door niet-historici. Maar dat verhaal is nooit compleet. Sommige personen en gebeurtenissen zijn erin uitgelicht, terwijl anderen er niet in zijn meegenomen.

Op zoek naar de sprotten

File not found. Bewerkte digitale afbeelding gebaseerd op een archieffoto gemaakt door de auteur.

Gelukkig zijn er steeds meer historici die zich vragen stellen over de sprotten: hoe hebben gewone mensen geleefd, wat waren hun ervaringen? En belangrijker: wat kunnen hun verhalen ons vertellen over de geschiedenis die we schrijven? Carlo Ginzburg heeft in zijn microgeschiedenis De kaas en de wormen (Il formaggio e i vermi) het verhaal van Menocchio uit de archieven van de Inquisitie geput, en dankzij deze “onbelangrijke” man van de zestiende eeuw de geschiedenis van kennisstromen tussen lage en hoge cultuur verrijkt. In dit geval was er uitvoerige documentatie te vinden in de archieven, maar wat als er weinig informatie bewaard is gebleven?

Meerdere academici hebben zich met deze vraag beziggehouden. Sadiya Hartman heeft een stem gegeven aan de tot slaaf gemaakte zwarte vrouwen die maar een kleine voetnoot in de archieven waren. Caroline Dodds-Pennock heeft laten zien dat inheemse volken uit de Amerikaanse continent al vanaf de zestiende eeuw in Europa waren. En Suze Zijlstra heeft naar haar Europees-Aziatische voormoeders uit Nederlands-Indië gezocht. Elk van deze historici heeft verschillende methodes gebruikt maar de basis was altijd het archief, hoe gering de sporen er ook waren. Andere academici maken gebruik van speculatieve methodes die niet op archiefstukken gebaseerd zijn. Ruha Benjamin schreef een narratief in de nabije toekomst geplaatst waarin de strijd voor zwarte bevrijding al bereikt is, om de mogelijkheden van het heden te verkennen: wat moeten we doen om zo een toekomst te bereiken? Beth Driscoll en Claire Squires hebben personae gemaakt om de dynamiek van de hedendaagse Frankfurter Buchmesse te onderzoeken, wat mij ertoe inspireerde om de mogelijkheden van deze speculatieve methode voor historisch onderzoek te verkennen.

Lezende en niet-lezende sprotten

Als boekhistorica ben ik me ervan bewust dat onze discipline zich lang heeft gericht op de grote vissen. Zij hadden immers grote boekencollecties of waren zelfs drukkers en schrijvers. Net als in andere historische disciplines komen de sprotten recent gelukkig meer naar voren, bijvoorbeeld in de vorm van de vraag wat vrouwen en gemarginaliseerde mensen lazen. In mijn eigen onderzoek ben ik op zoek naar de reading spaces, de mogelijkheden om te lezen in achttiende-eeuws Nieuw Spanje (koloniaal Mexico). Daarbij wil ik niet alleen te weten komen hoe en met welke doeleinden de lezende mens het lezen gebruikte, maar ook hoe de niet-lezende mens soortgelijke activiteiten uitoefende zonder te lezen: spirituele en helende praktijken, vermaak, devoties, festivals, etc. Op die manier probeer ik de activiteit van het lezen in een grotere multimediale omgeving te plaatsen om uiteindelijk de reading spaces binnen de culturele omgeving te begrijpen.

Het is een uitdaging om de dagelijkse en bijzondere activiteiten van het gewone volk in de archieven te vinden. Bronnen van gerechtelijke zaken kunnen ons een inkijkje bieden, hoewel we ons ervan bewust moeten zijn met welk doel ze zijn opgesteld. Voor mijn periode zijn de archieven van de Inquisitie een ontzettend rijke bron: tussen de regels door vinden we sporen van conflicten tussen gewone mensen en glimpen uit hun dagelijkse leven. Zoals de meeste historische documenten zijn ze een beetje rommelig. Er zijn vaak meerdere getuigenissen per persoon, we missen pagina’s en het “verhaal” is niet chronologisch opgetekend. Na het lezen van meerdere documenten dacht ik een redelijk beeld te hebben van de levens van de betreffende personen, totdat de boekwetenschappers Driscoll en Squires mij uitnodigden om een persona te creëren voor een rondetafelgesprek op de SHARP 2023-conferentie.

Personae

Het voorstel was om een fictieve persona te ontwikkelen gebaseerd op het eigen onderzoek. Dit klinkt misschien als iets wat indruist tegen de principes van archiefonderzoek (verzin geen dingen), maar de methode is geïnspireerd op speculatieve onderzoekspraktijken die ons kunnen helpen om historische periodes op een belichaamde manier te grijpen. Hoewel het proces iets speels heeft, is een persona uiteindelijk op de kennis van de historicus gebaseerd. Het gaat niet zozeer om verzinnen, maar eerder om een samensmelting van personen en gebeurtenissen uit de archieven.

Poster voor presentaties in Mexico. Gebaseerd op een schilderij van Miguel Cabrera (1695–1768), Wikimedia commons, bewerkt door de auteur.

Een persona maken vergt tijd en het loslaten van een rigide benadering van de historische documenten. Het resultaat kan worden opgeschreven of, nog leuker, in de eigen woonkamer of voor een publiek gespeeld worden. Voor onderzoekers zonder theatrale neigingen klinkt dat laatstgenoemde misschien als een kwelling, maar het biedt wel een andere manier om op onze periodes te reflecteren en deze inzichten met een groter publiek te delen. Zelf heb ik mijn personae tijdens een paar publieksbijeenkomsten in Mexico ten tonele gebracht, en in academische “settings” in Nederland en de VS. De personae boden de ruimte om een andere perspectief op de koloniale periode in Mexico te bieden en lokten veelzijdige vragen van het publiek uit. Op de publieke bijeenkomsten waren mensen verbaasd of zelfs teleurgesteld dat mijn personae niet geëxecuteerd werden en vroegen we ons samen af waarom we in Mexico zo weinig aandacht aan deze periode geven in ons onderwijs. Tijdens de academische bijeenkomsten deelden collega’s vergelijkbare methodes en sommigen vroegen zich af hoe ze deze methode zouden kunnen gebruiken. Voor anderen bleef het louter een leuk idee dat ze zelf nooit zouden kunnen toepassen, aangezien het voor hen “niet serieus” aanvoelde.

Rosalía en Manuela

Mijn twee personae voor achttiende-eeuws Nieuw Spanje zijn Rosalía López en Manuela Josepha Galizia, sterk gebaseerd op twee historische vrouwen. Rosalía is een plattelandsvrouw: ze maakt en verkoopt spek, is getrouwd maar heeft een minnaar, gebruikt een talisman om haar minnaar op te roepen, kent remedies uit kruiden en planten, wil op alle bijeenkomsten aanwezig zijn om geneestips te geven en is beschuldigd van het doden van een vrouw in barensnood door hekserij. Manuela Josepha is een curandera (genezer) uit Mexico Stad die veel mensen heeft genezen met zalven en tortilla’s gemaakt met een speciale bouillon: een vrouw die jarenlang misselijk was, een man die zwart was geworden door zijn ziekte en een meid met een gezwel op haar buik. Manuela heeft bovendien de Maagd Maria in een droom gezien en haar beeld van Sint Cajetanus heeft miraculeus gezweet; zij is er dan ook van beschuldigd dat ze beweerde wonderen te kunnen verrichten.

Kolibrie-talisman en zelfgemaakte tortilla’s. Foto’s van de auteur.

Voor elke persona draag ik een narratieve tekst voor en maak ik gebruik van rekwisieten: een kolibrie-talisman voor Rosalía en zelfgemaakte tortilla’s voor Manuela Josepha. Het leren van de teksten en de spelen van de personae hebben me een geaard en belichaamd begrip van het leven in die periode gegeven. De personae boden mij de mogelijkheid om het dagelijks leven te verbeelden en te reflecteren op de vraag wat de rol en nut van het lezen voor veel mensen in hun spirituele en culturele activiteiten wel of niet kon zijn.

Speculatieve methodes kunnen geschiedschrijving bevorderen doordat ze een kans bieden om gewone gebeurtenissen en omgevingen beter te begrijpen. In de periode die ik bestudeer speelden teksten een belangrijke rol in mensenlevens, maar tegelijkertijd was er een meerderheid die nooit las of schreef. In de archieven heb ik bijvoorbeeld handelaren gevonden die niet konden schrijven. Hoe kon dat? Als iemand uit een periode waar geletterdheid bijna vanzelfsprekend is, kon ik me dat niet voorstellen. De speculatieve en belichaamde methode van personae dwong mij om bepaalde culturele activiteiten te verkennen op een manier die het lezen van documenten me niet bod. Door deze ervaringen kan ik het lezen beter in het culturele en medialandschap van achttiende-eeuws Nieuw Spanje plaatsen, met een genuanceerde blik die er rekening mee houdt dat lezen niet voor iedereen, maar ook niet enkel voor de elite was.

 

Een artikel over deze methode is vorig jaar naar de The LUCAS Graduate Journal gestuurd in verband met de LUCAS Conference Narratives, Leiden 2024. Het wacht op review.

 

Andrea Reyes Elizondo is buitenpromovenda aan de Universiteit Leiden. Tevens is zij onderzoeker bij het Centre for Science and Technology Studies van dezelfde universiteit waar ze aan Open Science projecten meewerkt.