Hoe staat de geschiedschrijving in Nederland er als vakgebied voor? Om hier achter te komen spreekt Niels Mathijssen voor Over de Muur dit jaar met historici van verschillende pluimage. Hoe kijken zij naar hun werk en beroepsgroep? In deze vierde aflevering: Nadia Bouras, onderzoeker en universitair docent migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden.
Mag een historicus activistisch zijn? Uit de commentaren op het huidige debat over het Nederlandse slavernijverleden zou je kunnen concluderen dat die twee niet goed samengaan. Want goede wetenschappers houden zich bij de feiten. Activisten daarentegen nemen het wat dat betreft niet zo nauw, lijkt de algehele mening. Een activist is in die kijk op z’n best een persoon die op emotionele gronden de historische feiten zo verbuigt dat ze in diens eigen straatje passen. Zo iemand maakt dus oneigenlijk gebruik van het verleden. Op z’n slechts is het een persoon die in alle roekeloosheid ook nog eens dreigt met geweld en andere ellende. Om kort te gaan, aan de term ‘activist’ zit louter een negatieve connotatie. Een historicus die serieus genomen wilt worden kan dus maar beter geen activist zijn.
Nadia Bouras ziet dat evenwel anders. ‘Maar het is dan wel goed om eerst te vertellen wat ik onder activisme versta,’ zegt ze. ‘Het gaat er om dat je je inzet om de wereld positief te veranderen, op basis van je idealen. Maar dan niet zomaar lukraak, ook activisme moet welbeschouwd en goed beargumenteerd zijn.’ Wetenschappers zijn daarmee misschien wel bij uitstek geschikt om activistisch te zijn, vindt Bouras. ‘Met alle kennis en kunde die je opdoet in je werk heb je als academicus juist een perfecte positie om te strijden voor een betere samenleving. Wat kan daar nou op tegen zijn?’ vraagt de historica zich af.
Vooral linkse, progressieve wetenschappers krijgen nogal eens het verwijt te horen dat ze activistisch zijn, meent Bouras. ‘Daarmee probeert conservatief rechts bepaalde mensen buitenspel te zetten. Bij iemand als Gloria Wekker gebeurt dat bijvoorbeeld voortdurend. Ze is een gerenommeerd antropologe die haar sporen meer dan verdiend heeft. Wekker heeft daarbij een duidelijke en progressieve kijk op onze maatschappij die ze weliswaar gedegen onderbouwt maar die lang niet iedereen zint. Zij wordt daardoor vaak weggezet als pseudowetenschapper. Totaal onterecht natuurlijk.’ Volgens Bouras is het opvallend dat personen als Paul Scheffer en Afshin Ellian zulke verwijten nooit krijgen. ‘Terwijl zij evengoed hun wetenschappelijke werk inzetten om politieke doelen na te streven.’
Idealen
In Nederland is het mede door die rechtse negativiteit ongebruikelijk dat wetenschappers zich openlijk identificeren als activist. ‘In landen zoals de Verenigde Staten is dat heel anders. Daar spreken wetenschappers, met name van afro-Amerikaanse afkomst, zich veel meer uit.’ Als voorbeeld noemt Bouras de sociologe Crystal Marie Fleming. ‘Zij is een toponderzoeker. Fleming promoveerde aan Harvard met een dissertatie over racisme in het huidige Frankrijk. Daarin maakt ze klip en klaar dat ze een activiste is, zonder blikken en blozen. Ze mengt zich ook actief in het publieke debat met artikelen in onder andere de Washington Post en op Vox. Ik heb haar leren kennen via Twitter – daar is ze eveneens vlijmscherp. Ze heeft idealen en een duidelijke mening die ze wetenschappelijk onderbouwt. Fleming is echt een inspiratie voor me, een voorbeeld hoe activisme en wetenschap samen kunnen gaan.’
De scherpte en standvastigheid van Fleming mist Bouras nogal eens in Nederland, vooral bij linkse wetenschappers. ‘Die zijn doorgaans veel te netjes,’ meent ze. ‘Maar die luxe heb je in het publieke debat helemaal niet.’ Als voorbeeld noemt ze de discussie tussen Leo Lucassen en Geerten Waling in Buitenhof. Aanleiding was een tweet van Lucassen waarin hij een gepland bezoek van Geert Wilders aan de Brusselse wijk Molenbeek vergeleek met een provocerende mars die een Britse fascist in 1936 organiseerde door een Joodse wijk in Londen. Waling had kritiek op de handelwijze van Lucassen. ‘In die discussie liet Leo zich veel te genuanceerd uit. Hij maakte het zichzelf daardoor vreselijk moeilijk, Geerten hoefde alleen af te wachten. Waling sprak Lucassen daarbij aan op zijn morele gezag. “Kunt u als hoogleraar zo’n vergelijking wel maken? Hoe zit het met uw verantwoordelijkheid?” Op dat soort trucjes moet je dan een antwoord klaar hebben. Ik denk dan: onderbouw je mening en sta ervoor. Ga op het einde dan niet zeggen dat je het anders had moeten doen.’
Rechtse wetenschappers doen dat doorgaans een stuk beter, vindt de historica. ‘Zij zijn meestal minder keurig, maken bijvoorbeeld meer gebruik van verdachtmakingen en verdraaiingen. Dat deugt natuurlijk allemaal niet, maar ze komen er mee weg. Het lukt hen op die manier beter om het publieke debat naar hun hand te zetten,’ zegt Bouras. ‘Linkse, progressieve wetenschappers mogen daar harder tegen in gaan, vind ik. Niet blijven hangen in definitiekwesties of eindeloze mitsen en maren. De inhoud moet natuurlijk wel staan, die moet leidend blijven. Anders doen we het geen haar beter. Maar spreek je uit in onomwonden taal, klip en klaar. Laat je boodschap landen, maak je punt.’
Gezicht
Hoewel Bouras hoog opgeeft over activistische wetenschappers als Fleming, ziet ze zichzelf niet als activist. ‘In ieder geval niet in de meest traditionele zin. Want ik ga niet de boer op met mijn mening. Ik word inderdaad soms wel uitgenodigd door televisieprogramma’s om mijn kijk te geven over bepaalde kwesties, maar ik zoek dat zelf nooit op.’ Hoewel Bouras naar haar mening niet op de barricades staat, heeft ze wel duidelijke idealen. ‘Ik vind diversiteit bijvoorbeeld echt heel belangrijk. Instituties moeten een afspiegeling zijn van onze samenleving. Zo blijven ze geloofwaardig. Bovendien kunnen mensen met een niet-westerse achtergrond andere perspectieven aandragen of andere accenten leggen. Dat kan heel waardevol en vernieuwend zijn bij het doen van historisch onderzoek.’
Haar streven naar diversiteit wordt ook weerspiegeld in de lessen die Bouras in Leiden geeft, waarbij onderwerpen als migratie, racisme, in- en uitsluiting en kolonialisme aan bod komen. ‘Het is mijn doel om leerlingen kennis te laten maken met andere visies en meningen, die ook leven in de samenleving maar waar zij niet zo snel mee in aanraking komen. Ik gebruik daarom vaak onderzoek van wetenschappers met een niet witte achtergrond, met uiteenlopende expertises. Het gaat me om de meerstemmigheid. Dat ontbreekt vaak. Geschiedenisfaculteiten zijn erg wit – zowel wat studenten als medewerkers betreft.’ Dan bijna waarschuwend: ‘let wel, ik dring in mijn colleges mijn eigen politieke voorkeuren niet op aan mijn studenten, ik probeer ze te leren om scherp na te denken en wil ze anders naar de wereld laten kijken. Als dat lukt, dan zijn mijn colleges geslaagd.’
Bouras ziet daarbij haar Marokkaanse afkomst als een duidelijke meerwaarde. ‘Ik praat in mijn colleges ook weleens over persoonlijke ervaringen, ook tijdens debatten. Op een abstract niveau discussiëren over wezenlijke kwesties wordt al snel erg gratuit. Maar als ik eigen voorbeelden aanhaal, dan gaat het ineens echt ergens over. Dat werkt heel goed, het wordt tastbaarder op die manier,’ legt de historica uit. ‘Doordat ik als Marokkaanse Nederlander voor zo’n groep sta, krijgt die diversiteit meteen een gezicht.’
‘Ik had vorig jaar een overtuigd Fortuynist in een werkgroep,’ vertelt Bouras tot besluit. ‘Dat was een slimme, welbespraakte jongen, die heel leergierig was en alle kennis gretig tot zich nam. Aan het einde van het vak kreeg ik een handgeschreven brief van hem waarin hij vertelde dat hij mijn colleges erg inspirerend had gevonden. In mijn werkgroepen was hij in contact was gekomen met personen en ideeën die totaal nieuw voor hem waren. Hij had niet eerder beseft hoe waardevol dat kan zijn. Dat vond ik een enorm compliment, daar doe ik het uiteindelijk voor.’
Niels Mathijssen is historicus en journalist. Hij publiceert over geschiedenis en historische beeldvorming op onder andere de Correspondent en in De Groene Amsterdammer.