De schuld van transnationale bedrijven zoals Shell voor klimaatverandering is een zwarte roetaanslag op ons historisch bewustzijn. Om de verandering van het klimaat beter te begrijpen en te bestrijden moeten historici de wortels van dit proces onderzoeken.
In het artikel ‘Pompen wat je pompen kunt’ bespreekt Jaap Tielbeke in de Groene Amsterdammer of de Koninklijke Shell een waardevolle partner in de strijd tegen klimaatverandering kan zijn. Bij de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering werd vorige week een resolutie verworpen die het bedrijf zou verplichten om stappen te zetten in het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Ondanks dat Shell de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs zegt te ondersteunen, ontbreken concrete maatregelen die deze ambitie ondersteunen nog altijd. Volgens Shell topman Ben van Beurden is de Nederlandse regering aan zet, want alleen overheidsingrijpen kan zorgen voor een ‘eerlijk speelveld’.
Shell speelt hiermee een vuil spel. Het bedrijf maakt gebruik van onze verouderde concepties van macht en ‘agency’ – de mogelijkheid om de wereld te veranderen. Over het algemeen zien we staten als de entiteiten met de grootste macht en dus ook de beste mogelijkheden om iets te veranderen. Maar klopt dit wel? Tielbeke wijst er terecht op dat de omzet van Shell groter is dan de economieën van veel landen die het Parijsakkoord ondertekenden. Met activiteiten in meer dan 140 verschillende landen en een omzet van 421 miljard dollar (2014) is het bedrijf een van de grootste transnationale ondernemingen van de wereld.
Shell komt ermee weg met een opgeheven vingertje naar de overheid te wijzen omdat we nog maar slecht begrijpen hoe de macht en invloed van transnationale bedrijven precies werkt. In zijn essaybundel Die Flughöhe der Adler (2017) laat de Duitse historicus Jürgen Osterhammel prachtig zien hoe de macht van transnationale ondernemingen sinds de negentiende eeuw enorm is toegenomen. Het gevolg is dat macht, zowel de economische als politieke variant, steeds minder gebonden is aan soevereiniteit: het recht van een staat om macht uit te oefenen over een bepaald gebied dat, in de Westerse wereld, vaak berust op democratische besluitvorming.
Wat de macht en invloed van een bedrijf als Shell zo ingewikkeld maakt, is dat deze zowel los staat van als intrinsiek verbonden is met de macht van de staat. Het geweldsmonopolie van nationale staten heeft dit soort bedrijven doen groeien en hun aandeelhouders rijk gemaakt. Het ontstaan en succes van transnationale bedrijven is bijvoorbeeld niet los te zien van het kolonialisme. Rond 1900 werden bedrijven als Shell groot door wat Rosa Luxemburg omschreef als ‘primitieve accumulatie’: het onttrekken van grondstoffen, zoals olie, aan gekoloniseerde landen. Maar dat konden ze natuurlijk alleen doen omdat ze geholpen werpen door de voortdurende dreiging van militair ingrijpen door de kolonisator.
De Nederlandse voorouder van Shell, de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij, groeide vooral toen in 1889 een grote oliebron bij Perlak op het Indonesische eiland Sumatra werd ontdekt. Het handelshuis Shell, de Engelse voorouder, profiteerde in hoge mate van de door de Britse marine beschermde vrije handel binnen het Engelse koloniale imperium. Zonder de bescherming van de koloniale staat zou Shell nooit zijn huidige positie hebben kunnen innemen.
Maar de macht van transnationale ondernemingen is niet het enige dat historici moeten onderzoeken en uitleggen als we de historische wortels van klimaatverandering beter willen begrijpen. In Fossil Capital (2016) beschrijft ecoloog en historicus Andreas Malm de opkomst van de fossiele economie: het proces waarin het verbranden van fossiele brandstoffen gekoppeld wordt aan economische groei. Hij betoogt dat het bij de uitstoot van CO2 om een cumulatief historisch proces gaat. Elke ton CO2 die Shell rond 1920 uitstootte draagt vandaag de dag nog altijd bij aan de klimaatverandering.
Dat is een volstrekt nieuw historisch fenomeen. Want waar het directe effect van de meeste historische keerpunten, zoals de Franse Revolutie, in de loop van de tijd afneemt of in ieder geval steeds moeilijker aantoonbaar is, wordt elke ton negentiende-eeuws CO2 een steeds prangender probleem. De impact van de historische feiten neemt hierbij dus juist toe, in plaats van af. Bovendien is dit proces, in tegenstelling tot het moeilijk aantoonbare effect van andere historische ontwikkelingen, te vangen in ‘harde’ cijfers. In theorie zou het mogelijk moeten zijn om de rol van Shell in de klimaatverandering precies te berekenen.
Malm’s boek wijst ook op de enorme sociale ongelijkheid die het proces van klimaatverandering en de bestrijding hiervan veroorzaken. Bewoners van westerse landen stoten nog altijd veel meer CO2 uit dan de inwoners van opkomende economieën. Deze ongelijkheid wordt nog eens vergroot door de historisch schuld van het Westen: omdat het effect van de uitstoot van CO2 cumulatief is, zijn westerse landen, zoals Engeland en Nederland, in veel grotere mate verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde dan landen als China en India. Het maakt het terugtrekken van de Verenigde Staten uit het klimaatakkoord van Parijs nog ironischer en wranger.
Malms boek wijst ons op een blinde vlek, of misschien beter: een zwarte roetaanslag, op ons historisch bewustzijn. In tegenstelling tot andere historische keerpunten, zal het effect van de opkomst van de fossiele economie in de toekomst niet af- maar juist toenemen. In dit proces zijn bedrijven als Shell niet de gewillige pionnen van staatsmacht, zoals Van Beurden lijkt te suggereren, maar juist de koninginnen van het schaakbord: de actoren met de meeste agency en dus ook de meeste schuld. Om het klimaatprobleem op te lossen, is het noodzakelijk dat we de sociale structuren die hier achter zitten eerst beter begrijpen. Historici kunnen en moeten hier een rol in spelen. Het is tijd dat we Shell wijzen op hun historische schuld en het bedrijf, om de woorden van Malm te gebruiken, besmeuren met de zwarte roet die het de mensheid heeft nagelaten.
Voor de Nederlandse Boekengids schreef ik eerder een artikel over het boek van Malm. Dit blog is daar voor een deel op gebaseerd. Lees het artikel ‘Roetvlek in het historisch bewustzijn’ hier.
Thomas Smits promoveert aan de Radboud Universiteit op een onderzoek naar geïllustreerde nieuwstijdschriften en identiteitsvorming in de negentiende eeuw. Voor het KNAW project Faces of Science blogt hij over zijn werk. Vanaf Mei 2017 is hij een half jaar researcher-in-residence bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.