De Gentse historica Tina De Gendt onderzoekt de geschiedenis van superdiverse wijken, samen met de inwoners van die wijken. Ze ziet erfgoed als een forum voor democratische onderhandeling en vertrekt vanuit de vragen die mensen zich stellen om machtsonevenwichten te doorbreken. Positionaliteit en wandelen zijn cruciale onderdelen van haar ethiek en methode.
Tina De Gendt werkt als zo’n 15 jaar als freelance historica en onderzoekt migratiegeschiedenis door de lens van de stedelijke publieke ruimte. Van 2018 tot 2023 was ze historian in residence in haar thuisstad Gent, binnen het erfgoedproject De vierkante kilometer van STAM Stadsmuseum Gent. Samen met de inwoners van de stad onderzocht ze de geschiedenis van vijf superdiverse wijken. Haar project resulteerde in een tentoonstelling en een boek en werd in 2024 bekroond met de European Heritage Award. In haar boek Ons gedeeld verleden beschrijft ze haar innovatieve methode om publieksgeschiedenis te bedrijven, waarin democratisering centraal staat en het publiek in iedere stap van het proces betrokken wordt.
Na haar studies Geschiedenis en Journalistiek werkte De Gendt vijf jaar voor De Morgen, tot ze behoefte kreeg aan meer verdieping. Omdat haar man van Turkse afkomst is, kreeg ze als journalist vaak vragen over migratiegeschiedenis, terwijl ze daar eigenlijk weinig vanaf wist. In de archieven bleek niet veel te vinden, dus besloot ze interviews te gaan afnemen voor een boek over de geschiedenis van de Turkse migratie, Turkije aan de Leie. ‘Eigenlijk was dat om te beginnen een journalistiek project,’ vertelt De Gendt, ‘maar gaandeweg is het een geschiedenisproject geworden, doordat ik die interviews ben gaan opnemen met het idee dat het oral history is.’ Inmiddels werkt ze vaak in opdracht van erfgoedinstellingen, verenigingen of de overheid, waarbij ze door haar zelfstandige positie haar positionaliteit kan bewaken, iets wat in de erfgoedwereld niet vanzelfsprekend is.

Onderhandelen over het verleden
De Gendt staat kritisch tegenover de traditionele omgang met erfgoed: ‘De rol van de publiekshistoricus wordt vaak gezien als het vertalen van historische inzichten naar een breed publiek. De interpretatie die ik eraan geef, is dat je geschiedenis doet in het publiek, samen met mensen.’ In de erfgoedwereld wordt volgens haar wel veel nagedacht over kritischer omgaan met het verleden, ruimte maken voor nieuwe stemmen en oog voor ethiek en machtsverhoudingen. ‘Maar het idee dat er geïnteresseerden en niet-geïnteresseerden zijn, blijft dominant. Dat is iets waar ik heel sterk tegenin ga. Ik kom echt heel weinig mensen tegen die niet met geschiedenis of met het verleden bezig zijn, alleen doen ze dat niet allemaal volgens de gestructureerde normen van museumbezoek of een geschiedenisboek lezen.’
Hoewel de overgrote meerderheid van de mensen dus met geschiedenis bezig is, is er een grote ongelijkheid in de toegang tot het debat over de rol van het verleden in de samenleving. Als antwoord hierop wil De Gendt de relatie tot het verleden democratiseren met een methode die ze ‘onderhandelen over het verleden’ noemt: erfgoed als een forum voor democratische onderhandeling. In die methode komen alle stappen van het publiekshistorisch proces tot stand in gesprek met het publiek, van de keuze van het onderwerp tot de vragen die gesteld worden en van de selectie van bronnen tot de manier waarop het verhaal verteld wordt. ‘Dat hele proces is eigenlijk het openbreken van de historische methode naar iets wat je samen kan doen en waar de samenleving bij betrokken kan zijn. En dan niet alleen de luidste roepers in die samenleving, maar ook mensen die heel zelden gehoord worden.’
Hidden histories
De ongelijkheden in de toegang tot het verleden zijn het zichtbaarst in de grote steden, en dan met name de superdiverse ‘poortwijken’. De Gendts project begon in 2018 met Ridvan, een frituuruitbater van Turkse afkomst bij de Tolpoort in Gent. Hij belde haar op met de vraag of ze niet eens wilde komen luisteren naar de historische verhalen die mensen in zijn frituur vertelden. Zonder veel verwachtingen ging ze ernaartoe. ‘Dat was echt een keerpunt. In die frituur werd constant over het verleden van de wijk gesproken. Je had een groep oude Vlaamse schippers die door iedereen als dé autoriteiten over de geschiedenis werden aanvaard, terwijl er ook heel wat andere mensen zaten met verhalen die nooit gehoord werden. Dat Ridvan zelf ook al vijftig jaar in de buurt woonde en zijn familie een belangrijke rol had gespeeld in de geschiedenis van de wijk, kreeg hij maar niet uitgelegd. Turkse migratie is in Gent heel belangrijk, maar dat deel werd niet gezien als de geschiedenis, terwijl die migratie bijna even oud was als het schippersverleden van de wijk.’
De Gendt wilde een gesprek op gang brengen over de vraag welke stemmen gehoord worden, maar dat bleek lastig. ‘Gaandeweg ben ik meer en meer tot het idee gekomen dat democratisering niet begint bij discussiëren over wat nu ‘echt de waarheid’ is, maar bij de erkenning dat er verschillende narratieven mogelijk zijn. Zo ben ik tot dat concept van hidden histories gekomen, vertrekkend van vragen die mensen zich stellen. En dat is denk ik de belangrijkste manier om de machtsonevenwichten die zwaar wegen op het historische debat te doorbreken en een forum te maken waarop verschillende vertellers aanwezig kunnen zijn.’

Wandelen als methode
Stadswandelingen met inwoners van de wijken zijn een cruciaal onderdeel van De Gendts methode. ‘In superdiverse wijken is de publieke ruimte voor veel mensen de eerste toegangspoort naar het verleden, zeker voor nieuwkomers. Daarom heeft het verleden daar een hele specifieke functie en komt protest over onze omgang met het verleden heel vaak in die poortwijken voor, in een context waar je meestal heel weinig standbeelden of monumenten hebt. Als daar een standbeeld van Leopold II staat, of van Nelson Mandela bijvoorbeeld, dan heeft dat in die wijken veel meer impact dan in de rest van de stad, want dat is de eerste plek waar mensen toekomen en zeggen: zo’n soort stad is dit. Mensen lezen van de publieke ruimte, de gebouwen die er zijn, het erfgoed dat op straat ligt, heel veel af.’ Wandelen biedt een goede ingang om te ontdekken wat mensen over die publieke ruimte en de symboliek daarvan weten. Dat kan over hele uiteenlopende soorten erfgoed gaan, van kapelletjes tot de borden van Ria Money Transfer.
Een ander voordeel van wandelen is de relatie die je ermee opbouwt. De Gendt merkte dat mensen in gemarginaliseerde posities vaak huiverig waren om geïnterviewd te worden over verborgen geschiedenissen, omdat ze dachten dat ze daar niets over wisten. ‘Maar door die wandelingen krijg je een totaal andere relatie. Er zijn niet zoveel verwachtingen en er zit niet zoveel druk op. Ik ben eigenlijk de vraagsteller, maar er is altijd een moment dat dat omkeert en mensen de ruimte nemen om zelf kritische vragen te stellen: Wat kom jij hier eigenlijk doen? Waarom interesseert jou dat en wie ben jij eigenlijk om mij hier te komen ondervragen? En kan ik jou wel vertrouwen? Dat is een belangrijk moment om het te kunnen hebben over positionaliteit. Dat zijn lastige gesprekken om te hebben in zo’n onevenwichtige relatie, maar door die wandelingen creëer je de mogelijkheid om het erover te hebben.’

Op basis van de wandelingen maakte De Gendt stadskaarten. ‘Per vierkante kilometer ging ik telkens wandelen met 50 à 60 mensen. Daarna legde ik die kaarten op elkaar en dan krijg je automatisch een aantal plekken waar veel mensen bij stilstaan. Dat zijn dan de plekken van waaruit we vertrekken om de hidden histories in kaart te brengen. Bijvoorbeeld een oorlogsmonument waar iedereen bij stilstaat, dat is dan een goede plek om te zeggen: als jullie zoveel vragen hebben over deze plek, laten we dan gaan kijken hoe we hier meer over te weten kunnen komen.’

Alles moet scoren
Met haar procesmatige manier van werken is het aanvragen van subsidies niet gemakkelijk. ‘De erfgoedlogica is: je wil een tentoonstelling van zoveel vierkante meter en je verwacht zoveel bezoekers. Dat is het eerste wat je moet opschrijven als je een project indient. Wat ik voorstel is het tegenovergestelde: begin eerst met een gesprek, ga daarna kijken wat het verhaal is, en helemaal op het einde kies je pas de vorm.’
Om die reden vraagt ze meestal niet zelf projectsubsidies aan, maar werkt ze binnen experimentele werkingen of de erfgoedcelwerkingen, waarbij instellingen gesubsidieerd worden om anderen die met erfgoed of geschiedenis bezig zijn te ondersteunen.
‘Veel erfgoedorganisaties zien de nood om inclusiever en diverser te werken, maar staan ook onder druk om te commercialiseren. Erfgoed moet in de eerste plaats scoren, niet maatschappelijk relevant zijn. Het concept van democratisering en werken met groepen die minder mondig zijn, die in het geval van mensen zonder papieren of mensen zonder nationaliteit geen stemkanonnen zijn, dat komt gewoon onder druk. Plus de canonisering, die verwacht dat je sterke en duidelijke narratieven hebt, waardoor het ingewikkelder maken van de dingen moeilijk ligt.’
De Gendt ziet ook een tegenbeweging van jonge mensen die afstuderen in richtingen als publieksgeschiedenis of critical heritage studies. Die zijn kritisch opgeleid en botsen met de erfgoedwereld zodra ze daarin terechtkomen. In haar werk en haar methode vinden die vaak een handvat om aan instellingen uit te leggen wat ze willen doen en hoe dat werkt.
Deze zomer lopen de huidige subsidies af en is het voor De Gendt de vraag waarmee ze verder zal gaan. Maar schrijven blijft ze alvast doen. Binnenkort verschijnt een kinderboek over migratiegeschiedenis, dat ze maakte met striptekenares Aimée de Jongh.
Bekijk voor meer informatie over Tina De Gendt en haar projecten haar website, de Vierkante Kilometer-docureeks over verborgen geschiedenissen, het wandelplan van De Poorten en de erfgoedbingo.
Lieke Smits is als mediëvist en kunsthistoricus verbonden aan de Universiteit Leiden.