Onder het mom van ‘het gaat om een kinderfeest’ wordt kritiek op Zwarte Piet vaak als ongewenst terzijde geschoven. Volgens Larissa Schulte Nordholt is dit een typisch Nederlands fenomeen, waarmee een gewelddadig verleden wordt weggemoffeld door een beroep te doen op de gezelligheid.
Op maandag 8 oktober begon de rechtszaak tegen de zogenaamde blokkeerfriezen in Leeuwarden. Met een partybus reisden de 34 verdachten af naar de rechtbank. Deze personen worden aangeklaagd omdat zij op 18 november 2017 de A7 blokkeerden om het anti-Zwarte Pietactivisten onmogelijk te maken te protesteren tijdens de nationale intocht van Sinterklaas in Dokkum. De Friezen zijn, vooral door henzelf, verheven tot een soort mythische status. Een van de verdachten geeft aan dat hij mee heeft gedaan aan de blokkade om ‘de grenzen van Friesland te verdedigen’. Jenny Douwes, de organisator van de snelwegblokkade, werd al snel ‘Jenny D’Arc’ genoemd. De rechtszaak die in feite alleen gaat over een ernstig verkeersdelict wordt op deze manier opgeblazen tot iets van gigantische ideologische proporties. Op Twitter, Facebook en andere sociale media leek de rechtszaak eerder over het karikatuur van Zwarte Piet te gaan dan over een snelwegblokkade. Een rechtszaak over een verkeersdelict lijkt voor velen te voelen alsof Nederland als natie wordt berecht én onvermijdelijk afgerekend op het nationale koloniale verleden. Waarom?
Ik vermoed dat de Nederlandse gezelligheidscultuur hier een rol speelt. Op 8 oktober verscheen eveneens in de NRC een stuk met de titel ‘Tempo doeloe – ook een mooie tijd’ ter promotie van het boek ‘Tempo doeloe, een omhelzing’. De auteur, Kester Freriks, betoogt dat het Nederlandse verleden in Nederlands-Indië niet alleen met ‘hedendaags schuldgevoel’ bezien hoort te worden. ‘Als je het koloniale verleden in het licht van hedendaags schuldgevoel beziet, dan vernietig je dat verleden.’ Kolonialisme is volgens hem vandaag de dag gelijk gesteld aan roofzucht, slavernij en geweld waarmee het westen de wil oplegde aan de rest van de wereld. Ik vraag me af of deze gelijkstelling niet terecht is. Maar is er überhaupt wel sprake van een negatief publiek beeld van het kolonialisme? Zwarte Piet, een duidelijk overblijfsel van datzelfde verleden, werd nog geen jaar geleden met een snelwegblokkade van 34 personen verdedigd. Want, redeneren de blokkeerders “het gaat om een kinderfeest!” en “het moet wel gezellig blijven!” Dat het voor een deel van de mensen nooit gezellig geweest is lijkt er dan niet toe te doen. Hoewel Freriks het natuurlijk over de geschiedenis van de ‘Oost’ heeft, is een dergelijke verdediging ook bij hem zichtbaar. Hij stelt dat het ‘intussen verboden is om te zeggen dat een leven doorgebracht in de archipel een gelukkige tijd was’ op dezelfde dag dat hij een boek uitbrengt waarin hij juist dát stellig en uitgebreid verkondigt. Ik vraag me overigens ook meteen af voor wie het dan een gelukkige tijd was.
Wat hier speelt is een fenomeen dat door Adriaan van Veldhuizen eens gezelligheidsfundamentalisme is genoemd. Gezelligheid is daarbij altijd en per definitie onschuldig. Wie de gezelligheid verbreekt is per definitie de schuldige, ongeacht wat die gezelligheid precies inhield. Diegene die aanwijst dat het voor hem of haar helemaal niet zo gezellig is, bijvoorbeeld door te wijzen op de racistische elementen in het figuur van Zwarte Piet, of door op te merken dat er heel veel geweld bij de verovering van Indonesië kwam kijken is een spelbreker, iemand die de pret bederft.[1] Gezelligheidsfundamentalisme is inherent verbonden met een Nederlandse overtuiging van eigen onschuld. Gloria Wekker schreef hier het boek Witte Onschuld over.
Het is belangrijk ons te realiseren dat ook in veel ‘gezelligheid’ een verleden van systematische ongelijkheid en onderdrukking kan doorwerken. Dit is een proces van niet langer onschuldig kunnen zijn, wat niet betekent dat we allemaal aan een historisch schuldgevoel ten onder zouden moeten gaan. Wijzen op koloniaal geweld of het aankaarten van racistische stereotypes als gevolg van dat geweld is geen veroordeling van Nederland als geheel. In tegendeel, het is een poging Nederland beter te maken. Nederland is meer dan Zwarte Piet en Tempo Doeloe. Het is onzin dat niet gezegd mag worden dat het Nederlandse koloniale verleden óók goede kanten had – daar verschijnen immers regelmatig stukken over in de media. In februari van dit jaar nog verscheen in Elsevier een stuk met de titel “De goede kant van het kolonialisme” van een politicoloog die internationaal uit kranten en tijdschriften geweerd wordt.
Nog veel belangrijker is de realisatie dat een dergelijke discussie over de beoordeling van het koloniaal verleden weinig met dat verleden te maken heeft en alles met onze huidige omgang daarmee. Historici zijn het er namelijk al over eens dat kolonialisme een systeem was dat steunde op onderdrukking en uitbuiting. Bovendien gaat historisch onderzoek niet om het vellen van morele oordelen over het verleden. Maar als Nederland zichzelf wil heruitvinden als natie waar het gezellig is voor iedereen, dan zullen we moeten luisteren naar de ‘spelbrekers’ die ons wijzen op in het verleden ontstane fouten die nu rechtgezet dienen te worden.
[1] Sara Ahmed schrijft over dit fenomeen als killjoy pedagogy oa in haar boek Living a Feminist Life (Duke University Press: Durham and London, 2017)
Larissa Schulte Nordholt is promovendus bij het Instituut voor Geschiedenis in Leiden. Haar onderzoek richt zich op de historiografie van UNESCO’s General History of Africa/l’Histoire Générale de l’Afrique. De vraag hoe historici die aan het project werkten zich mentale dekolonisatie voorstelden en hoe zij dat in praktijk brachten in een periode vlak na en tijdens politieke dekolonisatie staat daarbij centraal.