Morgen is het 30 jaar geleden dat de Berlijnse Muur viel. De fysieke grens tussen West- en Oost-Europa is verdwenen, maar de mentale tweedeling bestaat nog steeds – ook in de geschiedschrijving. Een wende in historisch onderzoek is noodzakelijk, stelt Paul Hulsenboom.
Met de komst van het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur werd tijdens de Koude Oorlog een grens van beton, hekwerken, prikkeldraad en mijnenvelden door Europa getrokken. Deze fysieke barrière ging vergezeld van een mentale tweedeling. Vanuit westers perspectief kwam die grofweg neer op een tegenstelling tussen het rijke, vooruitstrevende West-Europa enerzijds en het arme, enigszins achterlijke Oost-Europa anderzijds. Inmiddels is de Muur allang verleden tijd, maar is de mentale grens nog niet verdwenen. Dit blijkt onder meer uit de westerse geschiedschrijving, waarin het oosten van Europa vaak onderbelicht blijft. Hierdoor wordt geen recht gedaan aan de rijke en complexe banden die al eeuwenlang bestaan tussen Oost en West. Het is tijd om de mentale muur te doorbreken en de Europese geschiedenis inclusiever te maken.[1]
Wat zijn Oost- en West-Europa?
‘Oost-’ en ‘West-Europa’ zijn mentale constructen, of frames, die niet beantwoorden aan de geografische werkelijkheid.[2] Dat heeft in eerste instantie te maken met het feit dat de geografische definities van West- en Oost-Europa niet vastliggen. Niet iedereen hanteert immers dezelfde indeling: hoort de Balkan bijvoorbeeld bij Oost-Europa, en Scandinavië bij West-Europa, of horen ze bij respectievelijk Zuid- en Noord-Europa? Kunnen landen bij meerdere ‘Europa’s’ horen? En bestaat er zoiets als Centraal- of Midden-Europa?[3]
De termen Oost- en West-Europa zijn concepten die gevormd zijn door mensen en in stand worden gehouden door mensen. Het zijn vergaarbakken van beelden en stereotypen die vanuit een bepaalde invalshoek misschien deels waar zijn, maar vanuit een andere vaak ook helemaal niet. Dat komt bijvoorbeeld omdat West- en Oost-Europa geen homogene gebieden zijn. Om een voorbeeld te noemen: hoewel we in West-Europa gewend zijn te denken dat we ‘voorop lopen’, worden we voorbijgestreefd door bijvoorbeeld de Baltische staten, Polen en Rusland als het gaat om het percentage vrouwen dat een hoge managementfunctie bekleedt.[4] Ondanks deze en vele andere tegenstrijdigheden blijft de oude mentale tweedeling nog altijd voortbestaan, waarbij vooral de negatieve stereotypen over Oost-Europa hardnekkig blijken. Ga maar na hoe vaak je nog mensen hoort reppen over het ‘Oostblok’.
Het idee dat Europa uit twee afzonderlijke delen bestaat, een westers en een oosters, dateert uit de achttiende eeuw. Verschillende reizigers en filosofen, zoals Voltaire en Rousseau, vervingen de veel oudere, traditionele Noord-Zuid indeling van Europa, waarbij het Zuiden stond voor culturele verfijning en het Noorden voor barbarisme, met een soortgelijke Oost-West indeling. Oost-Europa werd gedefinieerd als het lelijke spiegelbeeld van het gecultiveerde Westen, waar de reizigers en filosofen zelf deel van uitmaakten.[5]
De opsplitsing van het continent na 1945 in twee politieke machtsblokken, die min of meer overlapten met de concepten West- en Oost-Europa, heeft deze voorstelling versterkt. De conclusie is echter dat deze ideeën relatief jong zijn. Om terug te komen op de cartografie: op oude kaarten van Europa, zeker kaarten van voor de Verlichting, maar zelfs nog uit de negentiende eeuw, kan men urenlang vruchteloos zoeken naar voorbeelden waarop een visueel onderscheid wordt gemaakt tussen West- en Oost-Europa op de manier waarop dat nu vaak gebeurt.
De huidige mentale scheiding doet dan ook geen recht aan de rijke historische banden tussen Oost en West. Om mijn eigen onderzoek als voorbeeld te nemen: in de vroegmoderne periode waren de Nederlandse Republiek en het Pools-Litouwse Gemenebest economisch gezien sterk van elkaar afhankelijk en kenden ze een bloeiende culturele uitwisseling. Daarbij reisde de Poolse adel massaal af naar Nederlandse universiteiten en vestigden duizenden Nederlandse handelaren en landbouwers zich in Poolse gebieden. Al deze relaties zijn vastgelegd in onder andere reisverslagen, brieven, gedichten, pamfletten, prenten en schilderijen.
De scheiding tussen Oost en West in de geschiedschrijving
De mentale scheiding tussen Oost- en West-Europa vindt ook zijn weerslag in de moderne geschiedschrijving, met name in het Westen. Kort samengevat: ‘Europese geschiedenis’ betekent hier meestal ‘West-Europese geschiedenis’. Dat betekent dat landen als Hongarije, Polen of Tsjechië regelmatig, of zelfs stelselmatig, buiten beschouwing worden gelaten. Het beeld verandert enigszins wanneer het de geschiedenis vanaf ongeveer 1700 betreft – vooral geschiedschrijving over de twintigste eeuw kan natuurlijk moeilijk om Oost-Europa heen – maar de focus blijft daarbij meestal beperkt tot Rusland. Zodoende lijkt de mentale scheiding tussen West- en Oost-Europa een haast natuurlijk gegeven, en blijven de landen in het oosten vaak ‘anders’ en grotendeels onbekend. En dat terwijl kennis van onze oosterburen meer dan ooit nodig lijkt, nu we zij aan zij leven met duizenden Polen, Roemenen en Bulgaren en de spanningen tussen Brussel en Hongarije, Polen en Rusland toenemen.
Ons kennistekort heeft een aantal oorzaken. Ten eerste krijgen de landen in het oosten van Europa relatief weinig aandacht op westerse geschiedenisopleidingen – ook in Nederland. Daarnaast is een gebrek aan talenkennis een serieus obstakel: historici die bijvoorbeeld het Russisch of Pools beheersen, zijn schaars (een brede studie Slavistiek bestaat in Nederland bovendien alleen aan de Universiteit van Amsterdam). Oost-Europese publicaties worden hier amper gelezen. De blik blijft daardoor gefixeerd op het Westen, waar veelal wordt geschreven in toegankelijkere talen. Engelstalige geschiedenissen van Oost-Europese landen zouden het tij kunnen keren, maar decennialang gebruik van studies die de landen ten oosten van Duitsland veronachtzamen, heeft de mentale scheiding tussen West- en Oost-Europa ook onder historici bestendigd. Bovendien dient men zich bewust te zijn van de politieke inslag die dergelijke westerse studies kunnen hebben. Een goed voorbeeld hiervan is de negentiende- en begin-twintigste-eeuwse Duitse historiografie over Polen, die vaak niet als doel had om een getrouwe weergave te bieden van de Poolse geschiedenis, als wel om het idee te verspreiden dat het Pools-Litouwse Gemenebest een belachelijke staat was geweest, om op die manier de Polen hun geschiedenis juist te ontzeggen en de Duitse aanspraak op Poolse gebieden te legitimeren.[6]
Deze problemen laten zich niet een-twee-drie oplossen, maar het helpt om ervan bewust te zijn. Daarnaast kunnen relatief gemakkelijk stappen in de juiste richting worden gezet. Zo moeten we onthouden dat de termen West- en Oost-Europa frames zijn, die bovendien anachronistisch zijn wanneer het de geschiedenis vóór de Verlichting betreft. Ook kunnen we congressen in oostelijke landen bezoeken, of sprekers daarvandaan uitnodigen. Maar bovenal kunnen we proberen om de geschiedenissen van onze oosterburen actiever te betrekken bij ons onderzoek of onze colleges. Dit alles is van belang voor een beter begrip van het huidige tijdsgewricht, maar ook voor een inclusievere blik op de Europese geschiedenis als geheel. 30 jaar na de hereniging van Europa moeten we ook de beitel zetten in de mentale erfenis van de Muur, om op die manier voorbij de scheiding tussen Oost en West te reiken.
Paul Hulsenboom is promovendus aan de afdeling Nederlandse Taal en Cultuur van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn onderzoek richt zich op Vroegmoderne Nederlandse beeldvorming over Polen-Litouwen en Pools-Litouwse beeldvorming over de Nederlandse Republiek.
[1] Dit artikel is een aangepaste versie van de presentatie die ik dit jaar gaf tijdens de Historicidagen in Groningen.
[2] Ik gebruik aanhalingstekens om aan te geven dat termen als ‘West-’ en ‘Oost-Europa’, of ‘het Westen’ en ‘het Oosten’ frames zijn. In het vervolg van dit stuk gebruik ik hiervoor geen aanhalingstekens meer.
[3] Zie bijvoorbeeld de verschillende indelingen van Europa, gehanteerd door de Verenigde Naties en de Duitse Ständiger Ausschuss für geografische Namen.
[4] Zie bijvoorbeeld https://www.trouw.nl/nieuws/oost-europa-vooraan-op-lijst-met-vrouwen-aan-de-top~b2131e11/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F, of https://www.consultancy.nl/nieuws/10278/grant-thornton-oosteuropa-meeste-vrouwen-aan-top.
[5] Zie Larry Wolff, Inventing Eastern Europe: The Map of Civilization on the Mind of the Enlightenment, Stanford University Press 1994.
[6] Zie Kristin Kopp, Germany’s Wild East: Constructing Poland as Colonial Space, University of Michigan Press 2012.