Poëzie in de openbare ruimte van Nederland en Vlaanderen wordt voor het eerst in kaart gebracht op straatpoezie.nl.
Hoeveel muurgedichten ken jij? De openbare ruimte van Nederland en Vlaanderen hangt er vol mee. Poëzie is te vinden op muren, gevels, stoeptegels, putdeksels en andere voorwerpen in de publieke ruimte. Tot voor kort wist niemand precies waar, van wie en op wiens initiatief er gedichten te vinden waren. De website www.straatpoezie.nl heeft daar verandering in gebracht.
Tijdens de Poëzieweek (eind januari 2017) lanceerde ik met hulp van de ICT-afdeling van de Universiteit Utrecht de website www.straatpoezie.nl. Op de site wordt via crowdsourcing een inventarisatie gemaakt van gedichten die te lezen zijn in de openbare ruimte van Nederland en Vlaanderen. Het brede publiek werd opgeroepen gedichten aan te melden en gaf daar massaal gehoor aan: ondertussen staan er meer dan 1300 gedichten op de kaart en voorbeelden blijven nog iedere dag binnenstromen. Voor mij als PhD-onderzoeker van ‘poëzie buiten het boek’ is de databank van ‘Straatpoëzie’ een schatkamer aan informatie. De verzameling biedt zicht op wat voor poëzie er te lezen is op straat en op welke locaties die gedichten te vinden zijn. Bovendien laat de website ook zien wat mensen onder ‘straatpoëzie’ verstaan: gedichten van bekende dichters zoals Gerrit Kouwenaar, Joost van den Vondel, Joke van Leeuwen, P.C. Hooft, Hendrik Marsman en M. Vasalis komen binnen, maar ook gelegenheidsgedichten van stadsdichters, graffititeksten van onbekende auteurs en reclameslogans worden aangemeld.
Dat poëzie in de openbare ruimte geen recent fenomeen is bewijst Herman Pleij in zijn literatuurgeschiedenis Het gevleugelde woord (2007). ‘Literatuur is overal’, luidt de eerste zin van de paragraaf ‘Stad vol woorden’. Citaten werden in de middeleeuwen aangebracht op kleding, schoenen, huizen, vaandels, spiegels, tapijten en meer. In onze tijd zien we dat stadsdichters, stichtingen en gemeentes gedichten geregeld in de openbare ruimte plaatsen vanuit een verheffingsmoraal. Kortrijk liet bijvoorbeeld gedichten op vuilniszakken verspreiden om ‘verzuring tegen te gaan’, in Rotterdam rijden vuilniswagens rond met poëziecitaten om ‘het slijk der aarde’ te verheffen en in Utrecht is een vijftig meter hoog appartementencomplex bedekt met 13.000 keramieken poëzietegels om ‘de gemeenschapszin’ in de wijk te bevorderen.
Uit onderzoek dat ik in samenwerking met Stichting Lezen en het Nederlands Letterenfonds uitvoerde, blijkt dat het zomaar tegenkomen van gedichten de manier is waarop de meeste volwassenen in Nederland in aanraking komen met poëzie. Het tegenkomen van poëzie in de openbare ruimte staat hierbij op nummer drie (na het horen of lezen van poëzie tijdens een gelegenheid, zoals een uitvaart of huwelijk, en het tegenkomen van poëzie op televisie). In Nederland komt 84% van de volwassenen wel eens poëzie tegen in de openbare ruimte. Eén op de vijf mensen overkomt dit één keer per maand of vaker. Mensen waarderen de poëzie die ze zomaar tegenkomen gemiddeld met een 6,4 (van de 10). Meer dan de helft geeft het zomaar tegenkomen van poëzie een 7 of hoger. Daarnaast wil bijna de helft van de volwassen Nederlanders na het zomaar tegenkomen van poëzie meer poëzie lezen of horen (ze gaven een 6 of hoger). Bijna 1 op de 3 antwoordt met een 7 of hoger op de vraag naar die behoefte.
Dat niet iedereen blij is met gedichten in de openbare ruimte blijkt uit het protest dat muurgedichten soms opleveren. Zo gooiden in 2004 omwonenden verfbommen op het gedicht ‘Aan een Roosje’, dat samen met een muurschildering van Rombout Oomen in de Jacob van Lennepstraat in Amsterdam is aangebracht. Ook werd er ‘stop porno’ over het gedicht heen geschreven. Zowel de afbeelding van de naakte vrouw als de erotische thematiek en toon van het gedicht (samen 15 bij 15 meter groot) schoten sommige buurbewoners in het verkeerde keelgat. In het gedicht wordt het lichaam van een jonge vrouw bezongen: ‘’k Zou, door hete zucht gedreven, / Aan die borsten, blank en mals, / Duizend, duizend kusjens geven, / ’k Zoende schouders, nek en hals.’ Het doel van het muurgedicht was om in het kader van een Europees subsidieproject ‘de sociale binding in de buurt te verbeteren’, maar uit de buurt kwam protest. De Commissie voor Welstand en Monumenten kwam tot de conclusie dat het om ‘functioneel naakt’ ging, waarna op kosten van stadsdeel Oud-West matglasstickers en grote planten zijn uitgedeeld aan de bewoners die liever niet uitkijken op het werk. Ook zijn er ‘schaamblokjes’ geplaatst tussen de benen van de vrouw in de muurschildering.
De spanning tussen de democratische en ondemocratische aspecten van poëzie in de openbare ruimte is een interessante eigenschap van dit soort ‘poëzie buiten het boek’. De gedichten zijn aan de ene kant voor iedereen dag en nacht gratis toegankelijk en brengen veel mensen die nooit poëziebundels lezen in aanraking met poëzie. Bovendien kan iedereen die dat wil dichtregels aanbrengen in de openbare ruimte, zoals de graffitivoorbeelden op de website laten zien. Aan de andere kant worden gedichten geregeld aan buurtbewoners en voorbijgangers opgedrongen. Niet iedereen is blij met dit soort top-down opgelegde kunstervaringen.
Ken jij een gedicht dat nog niet op de kaart staat? Je kunt het snel en makkelijk aan de website toevoegen via http://www.straatpoezie.nl/gedicht-toevoegen.
Op 18 mei 2017 stonden er in totaal 1169 gedichten van 639 dichters op de kaart van www.straatpoezie.nl. Dit zijn de dichters van wie de meeste gedichten zijn aangemeld:
Onbekend (59)
Ida Gerhardt (23)
Ina Stabergh (21)
Tine Hertmans (21)
Nick J. Swarth (20)
Frits Criens (18)
Ingmar Heytze (16)
Pien Storm van Leeuwen (16)
Ann van Dessel (14)
Margreet Schouwenaar (12)
J.J. Slauerhoff (11)
Peter Holvoet-Hanssen (11)
Willie Verhegghe (10)
Joke van Leeuwen (9)
Niels Blomberg (9)
Jules Deelder (8)
Lucebert (8)
Merel Morre (8)
Hendrik Marsman (7)
Kees Stip (7)
Remco Campert (7)
Rutger Kopland (7)
Kila van der Starre is literatuurwetenschapper en poëziecriticus. Aan de Universiteit Utrecht bereidt ze bij Moderne Nederlandse Letterkunde een proefschrift voor over ‘poëzie buiten het boek’, waaronder poëzie op podia, op gebruiksvoorwerpen, op het internet, op de radio, op lichamen (poëzietatoeages) en in de openbare ruimte. In 2016 publiceerde ze samen met Jeroen Dera en Sarah Posman het boek Dichters van het nieuwe millennium.