Het is honderd jaar geleden dat de wet voor de achturige werkdag werd aangenomen. Een belangrijke verworvenheid, maar op dit moment staan arbeidsrechten opnieuw onder druk. De totstandkoming van deze wet laat zien dat in actie komen werkt. Dat moeten we nu vooral weer doen, stelt Rosa Kösters.
Werk en arbeidsverhoudingen zijn thema’s waar vandaag de dag weer uitvoerig over gediscussieerd wordt. Dat is ook hard nodig. De lonen stijgen maar niet, terwijl arbeidsmigranten het slachtoffer zijn van misstanden en schijnconstructies, de flexibilisering doorslaat en we de afgelopen tijd de druk van het verouderd pensioenstelsel voelden. Docenten uit alle lagen van het onderwijs roepen al jaren dat het anders moet. Ondertussen stimuleren bedrijven als Uber mensen om zoveel mogelijk te werken. Oftewel: arbeidsrechten staan onder druk.
De oplossingen die vanuit de regering worden aandragen sluiten aan op (neoliberale) standpunten die partijen als de VVD en D66 al tijden verkondigen. Minister Wouter Koolmees kreeg afgelopen mei een nieuwe flexwet door de Eerste Kamer die ‘flex minder flex’ en ‘vast minder vast’ moest maken. Daarna kwam in juni een nieuw pensioenakkoord dat het stelsel individueler maakt, en in diezelfde maand kondigde het kabinet halve maatregelen aan om de misstanden die arbeidsmigranten treffen aan te pakken. Terwijl er genoeg is om ons zorgen over te maken – lange werkdagen en ongebreideld overwerk leiden tot problemen en toenemende werkdruk bij werknemers in de ouderenzorg tot die op de universiteiten – staat opmerkelijk genoeg de lengte van de werkdag in de politiek noch in de vakbeweging ter discussie.
Honderd jaar geleden was dit wel anders. Wie naar de jaren ’10 van de vorige eeuw kijkt valt direct op dat de achturige werkdag waarschijnlijk niet was ingevoerd zonder de decennialange strijd van arbeidersbeweging georganiseerd in vakbonden en politieke partijen. Door standvastig actievoeren in brede zin dus. De uiteindelijke wet mag dan wel zijn ingediend door de rooms-katholieke minister Piet Aalberse, maar om deze te realiseren hadden de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en haar voorgangers de achturige werkdag lange tijd als politieke eis gevoerd. Bovendien speelde deze strijd zich zeker niet alleen in de politiek af: de socialistische arbeidersbeweging organiseerde op 1 mei 1890 de allereerste internationale Dag van de Arbeid vanwege de strijd voor de achturige werkdag. 1 mei groeide het jaar daarna uit tot de jaarlijkse actiedag die we tot op de dag van vandaag kennen. Vervolgens wist de diamantbewerkersbond na jarenlang demonstreren in 1911 binnen de eigen sector voor het eerst de achturige werkdag te realiseren.
Nadat de wet op 11 juli 1919 door beide Kamers aangenomen was, duurde het nog even voordat deze nieuwe verworvenheid daadwerkelijk veilig was gesteld. Gedurende de jaren twintig probeerden werkgevers en hun organisaties de maatregel terug te draaien, terwijl de georganiseerde arbeiders deze met alle macht verdedigden. In zijn proefschrift uit 1994 concludeert Lex Heerma van Voss dat dankzij de inzet van de arbeidersbeweging de algemene invoering van de achturendag tegen het eind van de jaren twintig alsnog was bereikt.
Maar niet alleen de Nederlandse strijd was belangrijk geweest, want de internationale beweging achter de achturige werkdag speelde een cruciale rol. Met de industrialisatie in de negentiende eeuw kwamen internationale bewegingen op gang die stonden voor een kortere werkweek en -dag. De Britse sociale hervormer Robert Owen was de eerste die in 1817 dit doel formuleerde. Henri Polak van de diamantbewerkersbond introduceerde jaren later de achturen-campagne in Nederland. Hij had het tijdens zijn reis in Engeland van de Britse bonden afgekeken. Mede onder de invloed van revolutionaire woelingen in Rusland en Duitsland aanvaardden vervolgens alle Europese landen na de Eerste Wereldoorlog de achturendag in een of andere vorm.
Vandaag vieren we het jubileum van de belangrijkste verkorting van de normale arbeidsduur die in dit land ooit heeft plaatsgevonden. Deze verworvenheid heeft werkenden lang beschermd tegen excessen, misbruik en willekeur. Het is de vraag wat we met die erfenis doen in een wereld waarin lange werkdagen, overwerk en het werken op flexibele tijden weer welig tieren. Concrete (wettelijke) afspraken over werktijden en de strenge naleving daarvan kunnen helpen dit tegen te gaan. Bewustwording van het belang van redelijke werktijden en de normen daaromtrent spelen hierbij een belangrijke rol. Internationale agendering was ruim honderd jaar geleden al van belang en dit kan door de globalisering alleen maar aan betekenis hebben toegenomen. Dat de breed georganiseerde arbeidersbeweging een doorslaggevende de kracht was achter de totstandkoming van de achturige werkdag, biedt perspectief voor het te lijf gaan van de actuele vraagstukken.
Om kort te gaan: het verleden laat zien dat actievoeren helpt om arbeidsrechten veilig te stellen. Laten we nu opnieuw standvastig actievoeren, zodat we geen stappen terugzetten op dit vlak.
Rosa Kösters is historicus aan het IISG en doet onderzoek naar de geschiedenis van flexibilisering, acties op de werkvloer en de vakbeweging in Nederland.
Leestips: Lex Heerma van Voss, De doodsklok van den goeden ouden tijd. De achturendag in de jaren twintig (Amsterdam 1994).