Naar aanleiding van Vrouwendag brengen Marie-Gabrielle Verbergt en Maïté de Haan vrouwen die slachtoffer zijn geweest van het Matilda-effect in herinnering. Dit zijn vrouwen wier verwezenlijkingen onterecht werden toegeschreven aan mannen. Ze roepen op tot waakzaamheid voor de manier waarop dit effect vandaag nog doorleeft.
Wie veel heeft, krijgt gemakkelijk nóg meer. Dat principe geldt niet enkel voor kapitaalkrachtige burgers en speculanten op de beurs, maar ook voor maatschappelijke erkenning. Belangrijke filosofen en kunstenaars worden op een voetstuk geplaatst, krijgen tentoonstellingen, en komen in de krant. Hoog aangeschreven wetenschappers vallen van de ene prijs in de andere en halen beurs na beurs binnen. Dit befaamde ‘Mattheuseffect’ bestaat vandaag nog steeds. Minder bekend is het ‘kleine zusje’ van het Matheuseffect, het ‘Matilda-effect’.
De term ‘Matilda-effect’ wordt gebruikt om aan te duiden wat er gebeurt wanneer de prestaties en verwezenlijkingen van vrouwelijke wetenschappers onterecht aan mannen worden toegekend. De term werd bedacht door wetenschapshistorica Margaret Rossiter, die zich liet inspireren door auteur en feministe Matilda Joslyn Gage (1828-1898). Gage, die dit fenomeen zowel ervoer als beschreef, had er in de negentiende eeuw nog geen specifieke term voor. Doordat Rossiter juist wél ‘Matilda-effect’ als een nieuw concept introduceerde, kunnen we nu deze ‘bias’ om mannen te eren voor de prestaties van vrouwen precies benoemen. Dat is belangrijk, want wie precieze termen heeft om onrecht te beschrijven, kan dit onrecht makkelijker opmerken en aankaarten.
Wiens ontdekking?
Dat er onrecht is om aan te klagen, toont de wetenschapsgeschiedenis overigens maar al te goed. Kent u bijvoorbeeld Rosalind Franklin (1920-1958), een van de ontdekkers van de structuur van DNA? Franklin nam tijdens haar onderzoek als allereerste een foto van de dubbele helixstructuur van DNA en legde zo mede de basis voor deze belangrijke ontdekking. Haar mannelijke collega’s James Watson en Francis Crick zagen Franklin’s foto, die cruciaal bleek om hun eigen theorie mee te onderbouwen. In het boek The Double Helix (1968) schreef James Watson echter neerbuigend over Rosalind als ‘Rosy’, een secundaire figuur in het verslag van ‘hun’ ontdekking. Hoewel de epiloog van dit boek wel enig belang aan Franklin toekent, ontbreekt ze in de collectieve herinnering.
Een ander voorbeeld: zegt de naam Alice Ball (1892-1916) u iets? Deze Afro-Amerikaanse was nog maar 24 toen ze als chemicus een geneesmiddel ontdekte voor lepra. Ze deed dat aan de Universiteit van Hawaï, waar ze werkte onder chemicus Arthur Dean. Toen Ball plotsklaps jong stierf, nog voor haar resultaten gepubliceerd konden worden, gebruikte Dean die na haar dood. Zonder ook maar een woord te reppen over haar ontdekking, lanceerde hij zo de ‘Dean methode’. Pas decennia later ontdekte een vrouwelijke poëet het werk van Ball, en pas in 2000 kreeg Alice Ball een klein gedenkteken op de universiteit. De kortfilm The Ball Method (2020) over haar leven probeert Ball in ere te herstellen. Ondertussen torent op de Hawaiiaanse campus de statige Dean Hall nog altijd hoog boven haar gedenkplaat.
Mis-erkenning buiten de academie
Matilda’s bevolken niet enkel de wetenschapsgeschiedenis, en het effect wordt ook niet enkel geproduceerd omdat mannen zich onterecht de verwezenlijkingen van vrouwen toeëigenen. Meestal gaat het er veel subtieler aan toe. Een voorbeeld uit ons collectief ‘culinair geheugen’ kan hier goed dienen. Toen Aldo Campeol in oktober van vorig jaar stierf, lauwerde de Vlaamse en internationale pers hem als de ‘vader van de tiramisu’. Zo staat hij overigens ook in Italië bekend. Dat deze chefkok dit lekkere dessert bedacht samen met zijn vrouw Alba noemden sommige, maar niet alle berichten over zijn dood. In elk bericht dat we vonden over Alba’s dood (die overigens veel minder talrijk waren), staat echter dat haar man het recept samen met haar bedacht. Aldo wordt op die manier het hoofdpersonage in de geschiedenis van tiramisu – Alba in het beste geval een bijfiguur.
Dat het toekennen van eer aan mannen vaak gebeurt door maatschappelijke vooroordelen, toont ook de geschiedenis van de schilderkunst. Neem Judith Leyster (1609-1660), een Nederlandse schilder die tijdens de ‘Gouden Eeuw’ tot de absolute artistieke top behoorde. Ze was lid van het Haarlemse schildersgilde en werd erkend als ‘meesterschilder’. Tijdens haar leven schreef een kunstcriticus nog dat ze qua talent ‘kon concurreren met mannen’ en een absolute ‘leidende ster in de kunstwereld’ was. Leyster was dus allesbehalve onbekend. Maar na haar dood verdween de herinnering aan haar snel en al een kleine eeuw later werden verschillende van haar werken toegeschreven aan Frans Hals. Weer een heer die met de eer gaat lopen – omdat Leyster als vrouw geen blijvende aandacht kon capteren, en ook gewoon omdat men er bij twijfel vanuit ging dat een goed schilderij wel van een man moest zijn.
Moeilijk vast te stellen
Op zo’n moment is het belangrijk te beseffen dat mannen een enorme stap voor hebben in hoe onze geschiedschrijving gegroeid is. Juist omdat we al eeuwen zo veel méér eer hebben toebedeeld aan mannen – of anders gezegd: omdat het eeuwenlang bijna onmogelijk was voor vrouwen om als origineel denkster of artiest bekend te worden – is het nu extra moeilijk om die collectieve herinnering te corrigeren. Extra moeilijk wordt het wanneer het gaat om periodes die ver achter ons liggen, omdat er vaak minder bronnen beschikbaar zijn. Dat zien we bijvoorbeeld in de debatten over het werk van filosoof John Stuart Mill. In het voorwoord van zijn boek On Liberty schreef John Stuart Mill dat zijn werk ‘evenveel aan zijn vrouw toebehoorde als aan hem’. Harriet Taylor Mill (1807-1858) staat echter niet op de kaft van het boek. Binnen de filosofie is er nu discussie over de mate waarin Harriet (die zelf filosofe was, publiceerde, en die Mill beschouwde als zijn gelijke) als co-auteur beschouwd moet worden. De meeste filosofen geven toe dat we het waarschijnlijk nooit helemaal zullen weten. De bronnen verhullen genoeg om vragen op te werpen, maar te weinig om definitieve antwoorden te geven.
Een gelijkaardig voorbeeld is te vinden in de expo Women in Abstraction, die in 2021 in Museum Pompidou in Parijs liep. Daar werd getoond hoe belangrijk vrouwelijke kunstenaars waren voor de ontwikkeling van het modernisme. Maar hoeveel zeggen de namen Marlow Moss, Alexandra Exter, of Sophie Taeuber-Arp u? Hun werk had respectievelijk een invloed op Piet Mondriaan, gelijkenis met het werk van Kazimir Malevich, en rondgang in de kringen van Marcel Duchamp. De grote uitdaging is nu om een kunstgeschiedenis te vertellen waarin zij hoofdpersonages zijn, en niet enkel ‘begrepen’ worden vanuit het werk van mannen.
Oorzaken en oplossingen
Al deze voorbeelden tonen dat het Matilda-effect tenminste twee oorzaken kent, soms in combinatie. Ten eerste wordt het effect geproduceerd door mannen die zich de bevindingen van vrouwen toeëigenen. Wanneer dat onder de radar blijft, blijven de Matilda’s in kwestie anoniem. Deze vrouwen kunnen we bijvoorbeeld eren zoals we vandaag ook onbekende soldaten eren: in herinnering. Internationale Vrouwendag is hier een uitgelezen moment voor.
Ten tweede ontstaat het Matilda-effect doordat vrouwen minder (pers)aandacht kregen en ze dus sneller in de schaduw blijven staan. Judith Leyster, die tijdens haar leven nog beroemd was maar erna vergeten werd, is daar een voorbeeld van. Alba Campeol binnenkort misschien ook. Om zulk een historische voorbeelden recht te zetten is diepgravender, gendersensitief onderzoek wellicht een oplossing. Daarnaast kunnen we actief letten op onze vooringenomenheden en volledigheid nastreven. Dat kan overigens ook op micro-schaal: laat geen collega’s weglopen met de eer of het idee van een ander, en wanneer een team iets verwezenlijkt, is het cruciaal het hele team daar erkenning voor te geven. Als dat niet gebeurt en het lijkt te gaan om een gegenderde dynamiek, kaart dat dan ook aan. Je hebt met ‘Matilda-effect’ meteen een concept om de conversatie te starten.
Helaas tonen de voorbeelden hierboven aan dat het Matilda-effect, ondanks historisch onderzoek, toch blijft. Alice Ball en Rosalind Franklin winnen inmiddels aan bekendheid, maar Watson en Crick of Arthur Dean blijven prominenter aanwezig in ons collectief geheugen. Hetzelfde geldt voor de Women in Abstraction uit Museum Pompidou: deze kunstenaars krijgen steeds meer aandacht, maar grote solo-expo’s in ons land ontbraken tot nu toe. Hier reproduceert het Matilda-effect zich door een historisch gegroeide maatschappelijke bias. De verantwoordelijkheid om dat aan te pakken ligt bij leraren, programmatoren, beleidsmakers, etc. – in feite eenieder die mee selecteert waar onze aandacht naartoe gaat.
Marie-Gabrielle Verbergt (zij/haar, °1995) is historica verbonden aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Ze doet onderzoek naar de geschiedenis van de geschiedschrijving als discipline in de late 20e en 21ste eeuw.
Maïté de Haan (zij/haar, °1995) is filosofe en oprichter van het filosofisch platform Troebel. Maïté is als assistent verbonden aan het Departement Wijsbegeerte van de Universiteit Antwerpen.