Er worden meer vrouwen dan ooit verkozen, toch zijn we er qua beeldvorming nog lang niet. Bijna 120 jaar nadat het eerste vrouwelijke Kamerlid aantrad moet er in de publieke opinie nog veel gebeuren vooraleer we vrouwelijke politici op waarde gaan schatten.
Het was een maandagochtend, en ik zat op het wijkbureau van de politie in Kanaleneiland, Utrecht, waar ik woon. De aardige vrouwelijke rechercheur tegenover mij wist inmiddels wie ik was, en ook wat ik kwam doen. We liepen samen rustig alle tweets, mails en papieren post door waarin bedreigingen van allerlei allooi in mijn richting geuit werden. Ik had foto’s gemaakt van de stickers die op mijn voordeur waren geplakt die week. “We houden je in de gaten,” stond erop. Maar mijn naam werd niet expliciet genoemd, dus strafbaar was het niet. Stickers plakken op andermans huis mag trouwens ook gewoon. Dat wordt vandalisme genoemd, en er wordt nauwelijks op gehandhaafd.
De bedreigingen kwam op dat moment, rond de verkiezingen vorig jaar, dagelijks in tientallen binnen, vooral via twitter en email, en het leek erop dat de trollen de spelregels van het OM nauwkeurig bestudeerd hadden. Die kan en wil alleen ingrijpen wanneer de bedreiging aan de volgende regels voldoet:
- Je naam moet concreet genoemd worden in de bedreiging.
- Er moet concreet worden gezegd welke vorm van geweld er gebruikt gaat worden. Dus niet: “Ik maak je af”, maar wel: “Ik schiet je door je hoofd met een AK47.”
- Er moet duidelijk zijn van wie de bedreiging afkomstig is. Dus: de persoon moet op heterdaad betrapt worden terwijl hij/zij (maar vaak is het een hij) een mes tegen jouw keel duwt, of de tweet moet gestuurd zijn door een persoonlijk account. Is het een anonieme account die je bedreigt? Dan heb je pech: het kost de politie te veel moeite, menskracht en geld om iedere anonieme trol te achtervolgen.
Toch ging ik eens in de twee weken braaf naar de politie om alle bedreigingen neer te leggen, in de hoop dat een van de anoniempjes zich vroeg of laat zou verraden en het OM een zaak kon starten.
Op deze specifieke maandagmorgen kwam ik op het politiebureau met een aantal plastic foetusjes die in mijn brievenbus waren gestopt door antiabortus-activisten; ze waren kwaad omdat ik iets had gepost over een mogelijke verstrenging van de abortuswet. De rechercheur tegenover me, van mijn moeders leeftijd, keek me bezorgd aan, en stelde een vraag waarvan ik hoopte dat niemand ‘m ooit zou stellen.
“Maar Aafke, als dit de consequentie is, waarom wil je je dan nog per se mengen in het debat? Zou het niet veel rustiger en veiliger zijn voor jou en je gezin als je je gewoon wat terughoudender zou opstellen?”
Alles in mij schreeuwde: nee, ik laat mij de mond niet snoeren. Je kunt dit niet van mij vragen. Ik geef me niet gewonnen. Ik heb het recht mij uit te spreken voor solidariteit, voor vrouwenrechten, tegen racisme, en de trollen die mij bedreigen zouden moeten worden aangepakt, niet ik. Toch heb ik die week nog mijn twitteraccount opgeheven. De crux zat hem in mijn dochter van vijf. Want boven activist en schrijver van politiek proza ben ik moeder, en draag ik de zorg voor mijn gezin. En hoe zeer ik ook mijn mening wil kunnen uiten, het welzijn van mijn gezin is het enige waarvoor mijn ego en dadendrang wijken. De indirecte bedreigingen aan het adres van mijn dochter (“We weten waar ze naar school gaat”, je kent het wel) waren de druppel. Zij zal niet lijden onder mijn ambities en rechtvaardigheidsgevoel.
In de weken na mijn twitterverdwijning kreeg ik veel vragen. Of ik het gevoel had de strijd verloren te hebben. Mijn antwoord was: nee. Ik uit mij nog altijd, maar niet langer op sociale media. Ik schrijf in klassieke media, ik spreek in het openbaar, zoals hier, en ik heb mijn tijd en veiligheid terug, gedeeltelijk althans. Want bedreigingen zijn er nog altijd, doch niet zo frequent als voorheen. Ik heb niet het gevoel dat me de mond gesnoerd is, maar wel dat ik mijn geluid niet zomaar overal kan laten horen. Ik moet selectief zijn, nadenken over consequenties en veiligheid, en aan mijn mentale gezondheid. Sommige platforms worden mij ontnomen, omdat ze te gevaarlijk zijn voor een vrouw met een mening.
En ik ben niet alleen. Vrouwen in politieke functies krijgen veel vaker en meer te maken met haatdragende berichten aan hun adres dan mannen, en zwarte vrouwen en moslima’s het allermeest. Uit onderzoek van De Groene Amsterdammer met de Utrecht Data School blijkt dat 22% van alle tweets gericht aan vrouwelijke politici haat en/of agressie bevatten. Vaak gaan de haatdragende tweets over lichamelijke kenmerken, huidskleur en religie. In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen in 2021, kreeg Sigrid Kaag de meeste haattweets, waarin opvallend vaak verwezen werd naar haar huwelijk met een Palestijnse man. De nummer twee in deze twijfelachtige top drie was Sylvana Simons, een zwarte vrouw, en de derde plek is voor Kauthar Bouchallikt, een moslima. Wat maakt vrouwen met een uitgesproken mening zo’n bedreiging voor de witte man achter zijn toetsenbord?
Een eerste mogelijke verklaring voor de haat is vrij eenvoudig. Wanneer je vrouw bent, en/of zwart, of niet-christelijk, dan lijk je niet op de huidige machthebbers. Witte mensen, en witte mannen in het bijzonder, of ze nou hoog in de food chain zitten of tot de sociaal-maatschappelijke onderklasse behoren: ze zien iemand die niet op hen lijkt. Ze zijn zich misschien niet bewust van hun privilege, maar onbewust woedt een angst dat deze “ander” iets komt afpakken, en als de doorsnee witte man ergens goed in is, dan is het in het verdedigen van zelf opgeworpen fortjes.
De eerste vrouwen die de Nederlandse politiek betraden waren zich hiervan bewust, en hadden haarfijn door dat ze herkenbaarheid moesten uitstralen om geduld te worden in de mannelijke politieke arena. Suze Groeneweg, eerste vrouwelijke Kamerlid, gebruikte de tactiek van camouflage. “Being one of the guys”, noemen we dat ook wel. VVD-prominent Pieter Oud zei over haar: “Ze is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.” Ze was niet op haar mondje gevallen, en had haar zaakjes verbaal en inhoudelijk op orde, net als goed functionerende mannelijke collega’s. Dit wordt vaak gezien als “onvrouwelijk” en “onsexy”, maar dwingt wel professioneel respect af: mannen herkennen zich in haar energie en accepteren haar als deel van de groep.
Ria Beckers werd in de jaren ’70 de eerste vrouwelijke lijsttrekker, van de PPR, en kreeg al snel de bijnaam “moeder”, vanwege haar warme en moederlijke uitstraling. Hier zie je een andere strategie in de praktijk: door moederlijk gedrag te vertonen herkennen mannelijke collega’s haar als een niet bedreigend en herkenbaar familiaal figuur: de moederkloek. Deze herkenbaarheid maakt het makkelijker om haar te “dulden” in hun midden.
Hetzelfde zag je toen Lilianne Ploumen aantrad als lijsttrekker voor de PvdA, en Max Pam haar in zijn column een ‘aardig mens’ noemde, die bovendien op zijn zus lijkt. Ook hier weer: prima dat deze vrouw de leiding pakt, want ze lijkt op een niet bedreigende vrouw uit mijn omgeving. Meteen wordt de professionele situatie omgeturnd tot een gezinssituatie: het is voor de mannen niet mogelijk de vrouw te zien als professionele gelijke, maar wel als onderdeel van het kerngezin waarmee ze zijn opgegroeid, waar de vrouw als vanzelfsprekend een dienende en zorgende rol vervult, geen professionele.
Het wordt moeilijker wanneer een vrouwelijke politicus een perspectief brengt dat niet direct herkenbaar is voor witte mannen, omdat kleur of religie een rol spelen, of omdat ze simpelweg weigert om haar vrouwelijke energie in te zetten als “warme factor”, maar gewoon op haar vrouwelijke strepen wil gaan staan. Wanneer een vrouw iets in de politieke arena komt brengen dat voor mannen niet herkenbaar is als een van henzelf óf een vrouwelijke familiair rolmodel, dan wil dat – in het brein van veel mannen – zeggen dat deze vrouw ook iets komt halen. En dat “iets”, dat is altijd iets dat toebehoort aan de witte mannelijke politicus en kiezer, zo lijkt men te denken. En dan moet het fort verdedigd worden.
Deze vrouwen, die zich weigeren te schikken in een voor mannen herkenbare rol, worden dan ook met hand en tand bestreden. En dat gebeurt niet alleen in tweets, ook de media helpen een handje mee om vrouwelijke politici toch in godsnaam maar weer de veilige familiaire sfeer in te duwen. De Groene Amsterdammer en de Utrecht Data School deden onderzoek naar de meest voorkomende onderscheidende woorden in interviews in kranten met vrouwelijke en mannelijke politici, en de uitkomst is ontluisterend. Waar in het woordbeeld bij mannen de woorden “financiën”, “coalitie” en “werkkamer” het meest naar voren komen, is dat bij vrouwen “plek”, “vrouw” en “dochter”.
De implicatie is duidelijk: zoals Pim Fortuyn 20 jaar geleden al zei tegen journaliste Wouke van Scherrenburg: “Mevrouwtje, ga lekker naar huis, koken, dat is veel beter.” De onderliggende boodschap is een stuk grimmiger: vrouwelijke politici worden door de journalistiek nog altijd niet serieus genomen in de rol die zij hebben: politicus.
En dan moeten we het tot slot nog hebben over de rol die vrouwen het vaakst krijgen toegedicht, en waarmee de meeste problematische situaties ontstaan: die van seksueel object. Waar het bij mannelijke bewindslieden zelden tot nooit gaat over wat ze dragen, of hoe sexy of “doable” ze zijn, ligt dat bij vrouwelijke politici nog altijd anders. GroenLinks Kamerlid Lisa Westerveld vertelt in een interview met De Groene Amsterdammer hoe een foto van haar in een rode jurk op een galapremière het internet rondging, nadat Jan Roos er een opmerking over had gemaakt waarin het woord “tetten” gebruikt werd.
“Ik schrok echt,” zegt Westerveld. “Mensen stuurden berichtjes met ranzige opmerkingen, ik voelde me aangeraakt, bekeken.”
Ik kan hierover meepraten. Ik herinner me hoe ik aanschoof bij De Wereld Draait Door om te spreken over de politieke rol van koningin Wilhelmina in de Tweede Wereldoorlog. De comments op twitter gingen vrijwel nergens over de inhoud, alleen over of ik een lekker wijf was of niet. De meeste anonieme trolletjes vonden overigens van niet, voornamelijk omdat ik een gekke grote bril droeg.
Het vreemde is dat ongeacht welke plek je inneemt op de fuckability-schaal, je het als vrouwelijke intellectueel eigenlijk nooit goed kan doen. Ben je knap, dan ben je vast dom, maar ben je lelijk in de ogen van het manvolk, dan word je op die gronden afgeschreven. Of een vrouw het zelf iets kan schelen of een willekeurige man haar wel of niet aantrekkelijk vindt, doet er in dezen niet toe.
Wat ook opvalt, is dat een aanzienlijke groep mannen vrijwel magische krachten toedichten aan hun geslachtsdeel. Thierry Baudet zei een paar jaar geleden in een interview al dat “linksige meisjes” onvermijdelijk een keer een relatie krijgen met een rechtse jongen en dan hun politieke ideeën naar rechts bijstellen. Op sociale media gaat het er vaak veel explicieter aan toe. Hoe vaak ik niet te lezen heb gekregen dat ik eens “goed geneukt moest worden door een rechtse piemel”, in allerlei bloemrijke bewoordingen, en vele vrouwelijke politici en schrijvers met mij. Alsof een penis niet alleen de vagina aandoet, maar direct ook de hersenstam. Hier wordt de vrouw in al haar intellectuele rijkdom gereduceerd tot haar geslachtsdeel, dat eenvoudig te manipuleren is omdat het nou eenmaal ontworpen is om te ontvangen in plaats van uit te delen.
En dan heb ik het nog niet eens over alle duistere verkrachtingsfantasieën die vrouwen met ideeën en macht toegestuurd krijgen. Want wanneer al het andere faalt, rest gefrustreerde mannen slechts één ding: dat wat hen gevoelsmatig wordt afgepakt met geweld verdedigen. En dat doen ze door de vrouw in kwestie in de rol te plaatsen van ultiem weerloos slachtoffer, zodat ze voor eens en altijd kaltgestellt wordt.
Het hoeft geen verrassing te zijn dat al het voorgaande vrouwen afschrikt om de politiek in te gaan. Eerlijk is eerlijk: het heeft mijzelf er lang van weerhouden me te scharen achter een specifieke politieke partij. Dat ik nu verkiesbaar ben voor de Partij van de Arbeid is in weerwil van het advies dat ik kreeg van de wijkrechercheur die mijn aangiftes opneemt, en ook mijn management en mijn moeder hebben me te kennen gegeven dat ze zich schrap zetten voor de ladingen misogyne drek die ik onvermijdelijk over me heen zal krijgen.
We kunnen dit alleen veranderen als er een gezamenlijke inspanning wordt geleverd. Journalisten moeten vrouwelijke politici aanspreken als bewindspersoon, en niet als echtgenoot of moeder. Online en offline bedreigingen moeten veel sneller, harder en adequater worden aangepakt door het OM. En wij, vrouwen, vrouwen van kleur, moslima’s, transvrouwen: wij moeten het blijven aandurven om de rol van politicus te spelen, dan maar met een olifantenhuid. Laat ons de geesten rijp maken, laat ons de paden uithakken, laat ons de weg berijden naar een diversere politieke toekomst.
Aafke Romeijn (1986) is schrijver, muzikant en lijstduwer voor de PvdA in de gemeente Utrecht. Dit is haar Annie Romein-Verschoorlezing, uitgesproken op 11 maart 2022 aan de Universiteit Leiden.