Categorieën
Historisch bedrijf

Wie laten we de historische gildemeesters zijn?

Op zoek naar de regels van het Nederlandse historische gilde onderzocht Suze Zijlstra de beeldvorming over de historicus. Al snel werd duidelijk dat ‘de’ historicus nog steeds een witte man is.

De historicus is een witte man van middelbare leeftijd. Althans, als we de NOS moeten geloven. Onlangs kwam een animatie online waarin de omroep toelichtte hoe de inhoud van schoolboeken voor de geschiedenisles werd bepaald—natuurlijk naar aanleiding van het mogelijke regeringsplan om lessen over het Wilhelmus verplicht te stellen. Volgens de beelden in dit filmpje wordt het daadwerkelijke schrijfwerk door de historicus (man) gedaan en doet de geschiedenisdocent (vrouw) het uitvoerende werk—al wordt ons geruststellend verteld dat ze in de les de vrijheid heeft om nadruk op bepaalde onderwerpen te leggen.

De historicus volgens de NOS. Bron: screenshot ‘Wie bepaalt wat er in onze geschiedenisboeken staat

Zou men bij de NOS nou echt geloven dat de historicus een man is? Ik nam de proef op de som en ging eens kijken naar de historici die in de berichtgeving van de NOS in de afgelopen twee jaar zijn genoemd. Met de zoektermen ‘historicus’, ‘historica’, ‘historici’ en ‘geschiedkundige’ vond ik 126 artikelen. In totaal was in 87% van deze items de historicus man—sommige mannen kwamen meerdere malen voor. Als we verder selecteren en kijken welke historici die aan een Nederlandse universiteit verbonden zijn door de NOS expliciet aan het woord zijn gelaten om aan de hand van hun expertise commentaar te geven op een gebeurtenis, dan is 91% van de historici die aan het woord komen man. De Nederlandse historici die ik vond zijn vrijwel allemaal wit.

Hoewel ik weet dat mijn werkomgeving aan de universiteit daadwerkelijk erg wit is, wat al problematisch genoeg is, was ik optimistischer over het feit dat het percentage vrouwelijke historici dat werkt aan de universiteit sterk is toegenomen. Maar bij de publieke omroep is dit feit blijkbaar nauwelijks doorgedrongen. In recente items met historische visies op actualiteiten laat de omroep drie historici aan het woord—allemaal wit, allemaal man. Zo bezien is het eigenlijk geen wonder dat we in een NOS-animatiefilmpje over ‘de’ historicus bij die stereotypische representatie terecht komen.

De NOS is overigens niet alleen in dergelijke beeldvorming. Vorig jaar nog uitten vrouwelijke hoogleraren geschiedenis kritiek op een geschiedenisspecial van de NRC, die om mannen draaide—zowel wat betreft de historici die aan het woord kwamen als wat betreft de gekozen onderwerpen. Als je ‘historicus’ googelt krijg je een vrij eenzijdig beeld. Het googelen van ‘historica’ verandert hier weinig aan.

Natuurlijk kan het zijn dat de publieke omroep regelmatig uitnodigingen verstuurt aan vrouwelijke historici en dat deze uitnodigingen vriendelijk worden afgeslagen. Dat zou ik ergens nog begrijpen ook. Neem het voorbeeld van de migratiegeschiedenis. Een actueel onderwerp waar goed onderbouwde historische duiding welkom is, vanuit verschillende perspectieven. Iemand als professor Leo Lucassen spreekt zich regelmatig uit over de historische ontwikkeling van migratie, en daar komen even regelmatig giftige reacties op die meer gaan over zijn vermeend gebrek aan intelligentie dan over de daadwerkelijke inhoud. Zeker, mannen krijgen met trollen te maken.

Maar andere gevallen maken duidelijk dat het type commentaar dat vrouwen over zich heen kunnen krijgen nog een stuk giftiger is. Professor Mary Beard van de Universiteit Cambridge heeft hier al jaren mee te maken, maar onlangs nog sprak ze zich uit over diversiteit in Romeins Brittannië. Ze waagde het publiek vast te stellen dat er bewijs was dat er niet alleen witte mensen in het Brittannië van het Romeinse rijk woonden. De online scheldpartijen waren te verwachten, en helaas de hoeveelheid negatieve commentaren van expliciet seksistische aard ook. Haar autoriteit wordt op basis van sekse in twijfel getrokken. Zwarte historici kunnen daarnaast ook nog op een flinke portie racisme rekenen, en uitgesproken bagatellisering van het slavernijverleden. Dergelijke historici die zich in een publiek debat mengen gaan er op bewonderenswaardige wijze mee door, maar soms, soms denk ik als ik die vuile en grof seksistische commentaren lees dat het wel aantrekkelijk is om veilig in m’n ivoren torentje te blijven.

Vanuit de universiteit en de onderzoeksfinanciers worden publieke optredens ook weinig aangemoedigd, al gebeurt dat natuurlijk op geheel andere wijze. Bij onderzoeksaanvragen valt het op hoeveel gewicht wordt toegekend aan Engelse publicaties—zowel wat betreft CV als wat betreft geplande output. CV-technisch zijn veel publieksactiviteiten eigenlijk een verspilling van tijd. Mensen met een kwetsbare positie, met name met een tijdelijk contract, worden aangespoord om zich op onderzoek en internationale publicaties te richten. Dat zijn overigens vooral de jongere generaties, waar vrouwen een veel groter deel van uitmaken. Vrouwen met een tijdelijk contract zijn bovendien kwetsbaarder dan mannen, zeker als ze een gezin zouden willen beginnen. Bij de keuze over de invulling van de beschikbare tijd wordt ons gilde steeds meer gevormd door de noodzaak om peer reviewed te publiceren en te internationaliseren. En dat, terwijl juist nu onze verschillende historische perspectieven zo belangrijk en relevant zijn voor de debatten die in Nederland worden gevoerd.

Wat maakt het uit? De historici die bij de NOS aan het woord komen zijn stuk voor stuk expert op hun vakgebied. Maar expertise krijgt extra autoriteit op het moment dat iemand in het nieuws als expert mag optreden. Een autoriteit die, in ieder geval de afgelopen twee jaar bij de NOS, buitenproportioneel aan mannen wordt toegekend. Dit impliceert dat historische autoriteit vooral bij de man ligt—zelfs al is ondertussen een veel groter percentage van de historische wetenschappelijk medewerkers van universiteiten vrouw. Dergelijke beeldvorming bepaalt hoe de bredere samenleving het vak geschiedenis ziet, en misschien, al geven we het liever niet toe, hoe wij als historici denken over wie nou écht de meesters zijn in ons gilde.

Het beeld dat de historicus een witte man is heeft invloed, al van jongs af aan. Toen ik als geschiedenisstudent aan iemand vertelde dat ik wel professor zou willen worden aan de universiteit, lachte hij me uit. Vrouwelijke historici van mijn generatie werd op de middelbare school nog verteld dat geschiedenis toch geen studie is voor jonge vrouwen.

Wellicht wordt het tegenwoordig niet meer zo hardop gezegd. Maar ons beeld van ‘de’ historicus blijft buitenproportioneel eenzijdig, en gender bias heeft wel degelijk invloed op de werkvloer. Invloed op de manier waarop CVs van mannen door sommige mensen onbewust positiever worden beoordeeld dan gelijkwaardige CVs van vrouwen. Invloed op de manier waarop jonge vrouwen die veel publiceren als ‘ijverig’ worden gezien, in plaats van aanstormend talent. Invloed op de manier waarop mannen altijd hun mening mogen geven, terwijl dit van vrouwen nog steeds niet altijd wordt gewaardeerd.

Als vrouw reageer je onbewust ook op die beeldvorming—ik hoor vaker van vrouwen dan van mannen dat ze zich nog niet ‘expert’ genoeg voelen om in de publieke ruimte commentaar te geven, en merk een dergelijke twijfel ook bij mezelf. Ons beeld van ‘de’ historicus beïnvloedt de toekomst die studenten voor zich zien. Het heeft invloed op welke banen of beurzen vrouwen durven te mikken. En op de manier waarop ze zich uitspreken. Ik vroeg bij de voorbereiding van dit stuk toch nog even aan mijn panelgenoten of ik niet als een enorme zeur overkom door de manier waarop ik dit onderwerp aansnijd. Het was bij mijn (mannelijke) pannelleden niet eens opgekomen dat onze kritische noten ook als zeurderig konden worden gezien.

Dit stuk ging vooral over gender, maar ik ben me er volledig van bewust dat het voor historici van kleur nog moeilijker is om je in te vechten in een wereld waar het beeld van ‘de’ historicus nog steeds overweldigend wit is—moeilijker, en misschien ook geheel onaantrekkelijk.

Het recent gestarte Twitteraccount @womnknowhistory verzamelt via de hashtag #ilooklikeahistorian foto’s die laten zien dat het standaard beeld van de witte, mannelijke historicus achterhaald is. Misschien wordt het tijd voor een Nederlandse #ikbenhistoricus variant. Dan zouden we, hoop ik, niet alleen kunnen aantonen dat ook veel vrouwen in Nederland geschiedenis bedrijven, maar het zou ons hopelijk ook aansporen om verder na te denken over het gebrek aan kleur binnen onze beroepsgroep.

Kunnen we met dergelijke bewustwording wat veranderen? Dat ligt natuurlijk aan wat we ermee doen. Als we gevraagd worden voor een media-optreden en zelf niet kunnen, naar wie verwijzen we journalisten dan door? Wie heeft wel eens een optreden afgeslagen vanuit de gedachte dat je nog niet écht een expert bent, en was dat eigenlijk wel terecht? En in hoeverre leren we beginnende academici om zich aan de hand van hun expertise voor een breder publiek uit te spreken, zich onder vakgenoten actief in discussies te mengen, en hier tegelijkertijd elkaar genoeg ruimte te geven?

Als we echt willen nadenken over de regels van ons gilde, dan moeten we het hebben over de manier waarop publieke beeldvorming over gender en kleur ons beroep en de manier waarop we als historici met elkaar omgaan bepaalt.

Dit artikel is een bewerking van de presentatie gegeven tijdens de Historicidagen 2017 als onderdeel van het Over de Muur panel ‘Op zoek naar de regels van het Nederlandse historische gilde.’

An English translation is now also available of this piece.

Suze Zijlstra is universitair docent maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Haar onderzoek richt zich op kolonisatie in zeventiende-eeuws Amerika, met speciale aandacht voor de ontwikkeling van Suriname en Nieuw-Nederland/New York.