Veertig procent van de promovendi aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam heeft symptomen op basis waarvan een arts een klinische depressie zou kunnen constateren. Ook aan andere Nederlandse universiteiten zijn de cijfers schokkend. Promovendi hebben recht op een veilige werkplek en universiteiten moeten verantwoordelijkheid nemen voor deze epidemie onder hun jongste en kwetsbaarste medewerkers.
‘Ik zou nooit opnieuw promoveren. Ik had al die jaren een veel gelukkiger mens kunnen zijn.’ De persoonlijke verhalen van drie promovendi in het Folia–artikel ‘Als promoveren een hel wordt’ grepen me bij de keel. Niet alleen omdat ik de genoemde problemen, zoals (faal)angst, dwangmatige gedachtes, en depressiviteit, herken uit eigen ervaring en bij vrienden en collega’s zag. Vooral omdat het probleem nog altijd niet serieus genomen wordt. In plaats van te her- en erkennen dat veel junior onderzoekers letterlijk ziek worden door hun werk, en hiertegen actie te ondernemen, leggen universiteiten de schuld nog altijd grotendeels bij de promovendi zelf. Doekjes voor het bloeden lijken hun enige antwoord.
Achtendertig procent
De verhalen in het Folia staan niet op zichzelf. Uit een onderzoek van UvA-promovendinetwerk UvAPro blijkt dat veertig procent van de promovendi aan de Faculteit der Geesteswetenschappen symptomen heeft op basis waarvan een arts een klinische depressie zou kunnen constateren. Een onderzoek aan de Universiteit Leiden liet zien dat daar 38 procent van de promovendi een verhoogd risico heeft op mentale problemen. Deze cijfers zijn des te schokkender als ze vergeleken worden met de kans op depressie onder de algemene bevolking. Normaal gesproken valt ongeveer een op de vijf mensen (18 procent) in de risicogroep. De kans op depressie is dus ruim twee keer zo hoog onder promovendi.
Eigen schuld, eigen verantwoordelijkheid?
In een reactie stelde rector magnificus Karen Maex van de UvA geschrokken te zijn van het Folia-artikel. Tegelijk merkte ze meteen op dat promoveren niet makkelijk is en zeker ‘niet voor iedereen weggelegd.’ Van die uitspraak schrok ik dan weer. Ze had geen betere illustratie kunnen geven van het probleem. In plaats van te erkennen dat promovendi ziek worden door hun werk, legt Maex de schuld weer grotendeels bij de promovendi zelf. Het is een vaak gehoorde redenering: promoveren is topsport, het is niet voor iedereen weggelegd. Bovendien zou je blij moeten zijn dat je überhaupt een plek hebt en als het je niet bevalt of je het niet redt, zoek je maar een andere baan.
Uitspraken zoals die van Maex zijn een klap in het gezicht van promovendi die als gevolg van hun werk mentale problemen ondervinden. Het is een bevestiging van het bekende kwaadaardige stemmetje in het hoofd van perfectionistische promovendi: ‘zie je wel, het lag aan jezelf, had je maar beter je best moeten doen’. De meeste promovendi zijn inderdaad ontzettend blij, en zelfs dankbaar, dat zich mogen bezighouden met hun passie. Maar juist die houding maakt ze kwetsbaar voor de interne en externe druk die tot geestelijke klachten kunnen leiden. Reacties zoals die van Maex werken bovendien averechts. Promovendi kunnen hulp gaan mijden: als mentale klachten gezien worden als teken van ongeschiktheid, denk je wel twee keer na voor je aan jezelf, en zeker aan je baas, toegeeft dat je lijdt aan een depressie.
Oplossingen?
Wat zijn de oplossingen van universiteiten? Aan de TU Delft is er een speciale PhD-psycholoog en Maex zegt in haar reactie meer aandacht te willen geven aan goede feedback en een ‘online platform’ beschikbaar te maken waar promovendi ‘de weg wordt gewezen’ naar hulpverlening. Deze halfslachtige maatregelen lossen natuurlijk maar weinig op. Als er op bouwplaats veel ongelukken gebeuren, zorg je dan voor één arts die de hoofdwonden van duizend bouwvakkers moet verzorgen, maak je een online platform? Of neem je preventieve maatregelen, maak je de bouwplaats veiliger en laat je iedereen een helm dragen?
Een doekje voor het bloeden
Het is niet verwonderlijk dat universiteiten liever een doekje voor het bloeden bieden dan een echte oplossing. Een echte oplossing is namelijk niet alleen het aanbieden van goede begeleiding – dus niet alleen een online platform – maar ook het aanpakken van de oorzaken. Hoe zouden we de werk- en prestatiedruk naar beneden kunnen brengen? Waarom is er zo weinig waardering voor het geven van onderwijs? Waarom zitten alle junior onderzoekers vast in tijdelijke contracten? Al deze maatregelen kosten niet alleen geld, maar vragen ook om een cultuuromslag.
Verziekt klimaat
Het schrijnende is dat deze verziekte cultuur zich steeds verder uitbreidt. Waarom leiden opleidingen geschiedenis tientallen researchmaster studenten op, terwijl er maar een handvol promotieplaatsen beschikbaar is? Waarom vertellen we deze studenten dat hun succes afhangt van een gepubliceerd artikel, terwijl een promotieplaats steeds meer een lot uit de loterij is geworden? Ook na de promotie houden werk- en prestatiedruk aan. Terwijl zestig procent van de promovendi graag verder zouden willen in de wetenschap, krijgt maar dertig procent (weer) een tijdelijk contract als postdoc. Vaste banen op de universiteit zijn er nauwelijks. Dat zorgt ervoor dat een belangrijk deel van het onderzoek op Nederlandse universiteiten wordt verricht door werknemers in een precaire arbeidssituatie, die, zoals uit de cijfers blijkt, vaak bereid zijn hun gezondheid op te offeren in ruil voor een kans op academisch succes. Deze houding wordt in stand gehouden door een perverse academische cultuur die tegen beter weten in extreme onderlinge competitie bevordert en het niet-krijgen van een baan als eigen falen bestempelt.
Een eerlijk verhaal
Ik kan me voorstellen dat ook universiteitsbestuurders hiermee worstelen. Nederlandse universiteiten drijven voor een groot deel op publiek geld, geld dat al tijdenlang te kort schiet. Met een neoliberale voorzitter aan het hoofd van de VSNU en een rechts kabinet lijken we voorlopig ook niet op investeringen te hoeven rekenen die de werkdruk zouden kunnen verlichten. Dit neemt niet weg dat promovendi recht hebben op een veilige werkplek en dat universiteitsbestuurders, als werkgever, hier verantwoordelijk voor zijn. Zelf als er geen geld bij komt, hebben we als wetenschappers in ieder geval controle over de analyse van dit enorme probleem en de cultuur die het mogelijk maakt.
Het wordt tijd voor een eerlijk verhaal waar geestelijke gezondheidsproblemen niet meer als falen worden gezien, maar waar we mentale klachten serieus nemen. Senior medewerkers, zoals professoren, zouden actief kunnen bijdragen aan een oplossing door het bespreekbaar te maken. Daarnaast zouden ze zich moeten realiseren dat een systeem dat draait op de goedkope output van promovendi moreel verwerpelijk en uiteindelijk niet duurzaam is. Ook universiteitsbestuurders moeten zich solidair opstellen ten opzichte van hun meest kwetsbare medewerkers en meer hun best doen om een oplossing voor dit grote probleem te vinden.
Thomas Smits promoveert aan de Radboud Universiteit op een onderzoek naar geïllustreerde nieuwstijdschriften en identiteitsvorming in de negentiende eeuw. Voor het KNAW project Faces of Science blogt hij over zijn werk. Vanaf mei 2017 is hij een half jaar researcher-in-residence bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.