De Nederlandse reacties op het ‘brexit-circus’ doen denken aan achttiende-eeuws commentaar op Polen-Litouwen, betoogt Paul Hulsenboom. Een vergelijking met de ‘Poolse landdag’ maakt duidelijk wat het gevaar is van gepercipieerde politieke wanorde en een slecht internationaal imago.
De ontwikkelingen rond de aanstaande brexit trekken deze dagen overal de aandacht. In verschillende media wordt daarbij geregeld gewag gemaakt van de besluiteloosheid en verdeeldheid die heersen in het Britse parlement. Bovendien valt het op hoe rumoerig een debat er in het Britse Lagerhuis aan toe kan gaan, vooral in vergelijking met debatten in de Tweede Kamer. De mister speaker, wiens weinig benijdenswaardige taak het is om als voorzitter de orde in het Lagerhuis te bewaren, is inmiddels uitgegroeid tot een internationale beroemdheid.
De Nederlandse reacties op de penibele situatie van de Britten variëren van oprechte verbazing tot half verhuld leedvermaak. De NRC sprak na de verwerping van May’s deal van ‘een dramatisch, fascinerend maar ook zorgwekkend schouwspel’. Bert Wagendorp stelde in de Volkskrant van 14 januari dat ‘het feest van de democratie […] in Engeland [is] uitgelopen op een ordinaire dronkemansparty waar de gasten in de gordijnen hangen en elkaar de tent uitvechten. Met democratie heeft het allemaal weinig meer te maken’. Enkele dagen later schreef hij dat deze ‘totale politieke puinhoop’ een dokter nodig heeft: het trotse en ooit zo machtige Verenigd Koninkrijk lijkt wel een ijlende patiënt.
Hoe langer het ‘brexit-circus’ aanhoudt, des te sneller brokkelt de internationale status van de Britten af. Waar dat in het uiterste geval toe kan leiden, wordt duidelijk als we een blik werpen op de geschiedenis. De verbaasde en enigszins spottende reacties op het Britse schouwspel doen namelijk sterk denken aan de achttiende eeuw, toen een ander Europees land internationaal de wenkbrauwen deed fronsen.
Het Pools-Litouwse Gemenebest, eeuwenlang een van de grootste staten van het continent, had een staatsbestel dat sterk verschilde van de meeste andere landen. De koning deelde zijn macht namelijk met de adel, die prat ging op zijn privileges en vrijheden. Om een absolute monarchie te voorkomen, hadden de Poolse edelen gekozen voor een systeem waarin individuele vrijheid voorop stond. Door gebruik te maken van het zogenaamde liberum veto, kon ieder parlementslid de Sejm-vergadering beëindigen en op die manier besluitvorming tegengaan. De Polen waren trots op wat zij hun Gouden Vrijheid noemden.
In de loop van de achttiende eeuw werden de nadelen van dit op vrijheidsidealen gebaseerde systeem echter pijnlijk zichtbaar. Wat was begonnen als een middel om machtsbeluste individuen (met name de koning) in toom te houden, werd in de loop van de tijd een instrument waarmee iedere edelman het parlementaire proces kon platleggen. Buitenlandse inmenging in de binnenlandse politiek van Polen-Litouwen was aan de orde van de dag. De gemoederen liepen tijdens een Poolse rijksdag – ook wel Poolse landdag genoemd – daarom geregeld hoog op.
Zelfs voor de van oudsher vrijheidslievende Nederlanders was de verregaande Poolse hang naar vrijheid te veel van het goede. Al snel begon men Polen niet met vrijheid, maar met wanorde en anarchie te associëren. In de jaren twintig van de achttiende eeuw dreef de satiricus Jacob Campo Weyerman de spot met de ‘Poolsche landdag’, die volgens hem steevast uitliep op een bloederige vechtpartij. Tegen het einde van de eeuw wist iedere Nederlander wat met een Poolse landdag bedoeld werd: ordeloosheid en chaos. ‘Alles is verloren, als de vryheid in buitensporigheid veranderd (…) Een Volk dat al te vry wil zyn, geeft aan deszelfs naburen gelegenheid, om het ketenen te smeden’, schreef een Nederlandse commentator op de situatie van Polen in 1783.
Het is geen toeval dat de ook nu nog dominante ideeën over een vooroplopend West-Europa en een achterlopend Oost-Europa in dezelfde tijd hun intrede deden. De wanorde die men al dan niet terecht in Polen-Litouwen meende te ontwaren, werd bovendien als ‘ziekte’ bestempeld (de medische terminologie van Wagendorp staat dus niet op zichzelf). Voor buitenstaanders legitimeerde dit als het ware de oplossing voor de kwaal: de stapsgewijze opdeling van Polen-Litouwen tussen Pruisen, Rusland en het Habsburgse Oostenrijk. In 1795 verdween het land uiteindelijk volledig van de kaart van Europa. Met een parafrase op Francis Bacon zouden we kunnen stellen dat de ziekte was verholpen, maar de patiënt was overleden.
Natuurlijk zijn er grote verschillen aan te wijzen tussen het Verenigd Koninkrijk van nu en het Pools-Litouwse Gemenebest van toen, al was het maar het feit dat de Britten tegenwoordig geen sabels naar het Lagerhuis meenemen. Daarnaast zijn er wel meer landen die tot op het bot verdeeld zijn (bijvoorbeeld de Verenigde Staten, of het huidige Polen zelf). Maar de Nederlandse reacties op de chaotische situatie die in de Britse politiek is ontstaan naar aanleiding van een sterke hang naar vrijheid en onafhankelijkheid vertonen opvallende gelijkenissen met de reacties op het achttiende-eeuwse Polen-Litouwen.
In beide gevallen vormen de commentaren een mengeling van verbazing, medelijden en spot. Net als in het verleden wordt (vermeende) anarchie ook nu afgestraft met een aantasting van internationaal aanzien. Bij Wagendorp zien we zelfs de terugkeer van het medicaliserende vertoog, inclusief de bijbehorende machtsverhoudingen: degene die de diagnose stelt, staat als vanzelf boven de patiënt.
Ook al is er van eenheid bepaald geen sprake – denk bijvoorbeeld aan de onvrede onder de Schotten –, het Verenigd Koninkrijk loopt vooralsnog niet het risico te worden opgedeeld door andere landen. Maar als het voorbeeld van de Poolse landdag iets laat zien, dan is het wel hoe slecht een al dan niet terecht geobserveerde chaos kan zijn voor de beeldvorming, en hoe slecht deze negatieve beeldvorming kan zijn voor het welzijn van een land. Echt zorgelijk wordt het voor de Britten, als we een chaotische situatie over enige tijd niet meer omschrijven als een Poolse landdag, maar als een brexit.
Paul Hulsenboom is promovendus aan de afdeling Nederlandse Taal en Cultuur van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn onderzoek richt zich op Vroegmoderne Nederlandse beeldvorming over Polen-Litouwen en Pools-Litouwse beeldvorming over de Nederlandse Republiek.