Categorieën
Geschiedenis actueel

De heftige reacties op ‘De Oost’ zijn exemplarisch voor eenzijdige herinneringscultuur

De commotie rondom de film De Oost (2020) over de Indonesische onafhankelijkheid toont vooral het gebrek aan multiperspectiviteit binnen de huidige herinneringscultuur: zelfs een film die vanuit Nederlands perspectief vragen stelt bij het geweld in Indonesië is uit den boze.

Dat de film De Oost (2020) over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd (te zien sinds 13 mei op Amazon Prime) stof zou doen opwaaien was al bij voorbaat duidelijk, al was het maar om het oprakelen van onze koloniale geschiedenis. Enkel de trailer leidde vorig jaar al tot een aangifte van de Molukse veteranenorganisatie Maluku4Maluku: de film zou een onjuist beeld geven van de situatie in voormalig Nederlands-Indië en daarmee aanzetten tot haat. Ook het Nederlands Veteranen instituut vreest dat het ‘onwetend publiek’ zou denken dat het Nederlandse geweld zonder enige aanleiding werd toegepast.  Kort voor de release eiste de Federatie Indische Nederlanders zelfs middels een kort geding dat er een disclaimer voor de film zou worden geplaatst om het fictieve karakter te benadrukken, een zaak die ze overigens verloren. Tot slot was er de oproep van dochter van kapitein Raymond Westerling, Palmyra, tot het boycotten van deze ‘geschiedvervalsing’ ‘over de rug van [haar] vader’.

Alhoewel Indonesiërs al sinds 1950 bekend zijn met het genre film perjuangan  (strijd [voor Onafhankelijkheid] films) zijn er nauwelijks Nederlandse producties over deze gedeelde geschiedenis te vinden.[1] Mogelijk was de tijd nog niet rijp voor een film als De Oost, stelt regisseur Jim Taihuttu. Waar bijvoorbeeld in Gordel van Smaragd (1997) de onafhankelijkheidsstrijd de achtergrond vormt voor een liefdesverhaal, focust De Oost zich expliciet op het Nederlands geweld tijdens de zogeheten ‘politionele acties’ in de periode 1945-1949.

Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van KNIL-soldaat Johan (gespeeld door Martijn Lakemeier) die na de Tweede Wereldoorlog naar Indonesië vertrekt als vrijwilliger, mogelijk om boete te doen voor zijn NSB-vader, leren we later. De welkomstspeech van Majoor Penders presenteert de motivatie van het Nederlands ingrijpen: de door Japan geïndoctrineerde nationalist Soekarno en zijn volgers zouden de blanken, Chinezen, en zelfs eigen ‘inlanders’ terroriseren. Helaas blijft het ook bij dit Nederlandse perspectief. De eerste scenes kenmerken zich door een herhaling van dit expliciete racisme jegens de Indonesische bevolking. We leren al snel dat Johan zich in tegenstelling tot zijn mede-soldaten wel verdiept in de Indonesische taal en cultuur, althans, tot op zekere hoogte. Op zijn eerste patrouille wint Johan het vertrouwen van een jongetje door een snack met hem te delen, hij ontwikkelt een relatie met de Indonesische prostituée Gita en zien we hem als een van de weinige ‘belanda’s’ bahasa Indonesia beheersen. Johan stelt op een gegeven moment dan ook de vraag “waar zijn we eigenlijk mee bezig?”. Hij betwijfelt de noodzaak van het geweld, met name tijdens de standrechtelijke executies van het Korps Speciale Troepen onder leiding van Raymond van Westerling, alias “De Turk”. De film volgt daarmee het ‘white savior’ narratief waarin Johan er uiteindelijk voor kiest om zich tegen zijn ‘eigen’ volk, de KNIL, te keren, met alle gevolgen van dien.

‘De Oost’ kenmerkt zich vooral door scenes met excessief geweld, niet alleen tegenover de Indonesiërs maar ook tussen de soldaten zelf. Daarmee wordt de kijker vooral geshockeerd, in plaats van dat we kennis maken met de historische context en het Indonesisch perspectief. We leren op geen enkele manier hoe de Indonesische personages zich nou echt verhouden tot de Nederlandse ‘re-kolonisatie’. De enige keer dat we dichterbij de motivatie van de vrijheidsstrijd komen is tijdens een standrechtelijke executie op Sulawesi. We zien hoe de berechte begint met de zin “Ik ben geen crimineel, jullie zijn…” waarop hij wordt neergeschoten voordat hij zijn zin af kan maken. Een heikel moment dat desondanks de Raymond Westerling-methode wel effectief demonstreert. Zowel de oorsprong als de nasleep van het geweld blijven daarmee onbelicht. Een gemiste kans, aangezien ook na de officiële erkenning van onafhankelijkheid op 27 December 1949 de uitbuiting nog niet ‘klaar’ was: middels de ‘Indonesische injectie’ heeft Indonesië immers nog miljarden moeten betalen voor hun soevereiniteit.

Desondanks kunnen we naast alle kritiek het maatschappelijke belang van De Oost niet ontkennen, al is het maar als opening naar een kritisch gesprek over het representeren van geweld en slachtoffers en daders. Onderzoekers op het gebied van memory studies, zoals bijvoorbeeld Alison Landsberg, hebben al eerder aangetoond wat voor belangrijke rol populaire cultuur kan spelen in het overbrengen van ‘culturele herinneringen’. Omdat het dominante format van Westerse films oproept tot identificatie met de hoofdpersonen, kunnen verhalen zoals De Oost aanvoelen als eigen ‘prosthetic memories’. Hoe historische verhalen worden geremedieerd beïnvloedt daarmee in grote mate de publieke herinneringscultuur.[2] Waar de zogeheten ‘politionele acties’ eerder gerepresenteerd werden als reactie op het geweld van de ‘Bersiap’,[3] biedt De Oost nu een ander narratief door te stellen dat de KNIL toch ook ingreep om de koloniale verhoudingen te herstellen.

Poster De Oost (2020), New Amsterdam Film Company.

Daarnaast moeten we ook het publiek niet onderschatten. Zoals Laurie Slegtenhorst aantoonde in haar promotieonderzoek naar Nederlandse populaire cultuur over de Tweede Wereldoorlog: het publiek kan over het algemeen populaire producties wél kritisch lezen. Waarbij populaire media vaak kiezen voor sterke contrasten tussen goed en fout, helden en schurken, fungeren juist deze herkenbare ‘plotlines’ uitermate goed als aanknopingspunt voor discussies omtrent het verleden, bijvoorbeeld in de klas.[4] En misschien is dat ook simpelweg het beoogde publiek, aangezien regisseur Jim Taihuttu tegenover de NOS stelde dat hij hoopte dat “dat elke geschiedenisleraar in Nederland hier een DVD van zou hebben. Daarmee heb ik dan mijn aandeel geleverd aan dit verhaal”.

Het aanvullende lesmateriaal kan bij deze discussies assisteren. Op de website De Wereld van De Oost kunnen we bijvoorbeeld naast het perspectief van soldaat Johan ook kennismaken met de perspectieven van een Molukse KNIL soldaat Samuel, de Indonesische prostituée Gita, vrijheidsstrijder Agus en tot slot “De Turk” Raymond Westerling. Voor ‘in de klas’ zijn vervolgens verschillende werkvormen voorgesteld, waaronder speeddaten met betrekking tot kennis over de onafhankelijkheidsoorlog, oefenen met film analyse, en tot slot onderscheid maken tussen feit, fictie en bronnen. Zeker met betrekking tot dit laatste lijkt dus dat de zorgen van onder andere het Nederlandse Veteranen Instituut tot op zekere hoogte worden beantwoord.

Kortom, we moeten De Oost zien als een opstap naar discussie, in plaats van een realistische inkijk in de geschiedenis van 1945-1949, niet alleen vanwege de dramatisering, maar ook vanwege het gebrek aan multiperspectiviteit. De kritische reacties met betrekking tot de representatie van het Nederlandse geweld laten daarmee vooral zien waar we het hier júist over moeten hebben. En, in navolging van Landsberg, dus ook naar kijken. Ik hoop dan ook dat vele films over de gedeelde koloniale geschiedenis De Oost zullen volgen, met name die waarin specifiek de slachtoffers van het terreur aan bod komen.

Lise Zurné

Lise Zurné (1992) is visueel antropoloog en promovendus bij de Erasmus School of History, Culture and Communication. Haar onderzoek richt zich op ‘historical reenactments’ van de Tweede Wereldoorlog en Indonesische Onafhankelijkheidstrijd en de rol van het lichaam in het verbeelden van het verleden.

[1] Van Heeren, K. (2012). Contemporary Indonesian Film: Sprits of Reform and Ghosts from the Past. Leiden: Brill.

[2] Landsberg, A. (2015). Engaging the Past: Mass Culture and the Production of Historical Knowledge. New York: Columbia UP.

[3] Bersiap [wees voorbereid] is de benaming voor de periode 1945-1947, die door het machtsvacuüm na de Japanse capitulatie gekenmerkt werd door geweld en chaos, vaak gericht op burgers van Nederlandse Europese, of Chinese afkomst.

[4] Slegtenhorst, L.T. (2019, October 3). “Echte helden” : De popularisering van de Tweede Wereldoorlog in Nederland sinds 2000. Erasmus University Rotterdam. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/118726