Categorieën
Historisch bedrijf

De poëzie van de geschiedenis. Interview met Tonnie Dieleman

Met een creatieve en hyperlokale blik doet Tonnie Dieleman onderzoek naar de Zeeuws-Vlaamse geschiedenis. Zijn werk is religieus en politiek: hij zoekt altijd naar de menselijkheid en keert zich tegen kapitalistische en kolonialistische manieren van denken en werken. Het misbruik van folklore in de Zeeuwse marketingindustrie ziet hij als fascisme. 

Tonnie Dieleman is onderzoeker en creatief maker, geboren in het Land van Axel en tegenwoordig gevestigd in Middelburg. Hij onderzoekt geschiedenis, landschap en religie van zijn directe omgeving op een manier die je hyperlokaal zou kunnen noemen. ‘Het inzoomen vind ik gewoon heel erg leuk,’ vertelt hij, ‘dat is het automatische onderzoek dat ik in me heb. En hoe meer je inzoomt, hoe universeler het wordt.’ 

Zijn onderzoek naar de Zeeuws-Vlaamse geschiedenis gebruikt Dieleman onder meer in zijn teksten, liedjes in het Zeeuwse dialect (onder de artiestennaam broeder Dieleman) en papierknipkunst geïnspireerd op het werk van Jan de Prentenknipper (1798-1870). Op dit moment werkt hij aan twee theaterprogramma’s: een voorstelling getiteld Het spookte in Zeeuws-Vlaanderen, over een gelijknamig boek met volksverhalen, en een tweede voorstelling op basis van archiefonderzoek, samen met historicus Anne Petterson van de Radboud Universiteit. Onderzoek voor dit soort projecten doet hij ‘gewoon ’s avonds op de bank, een beetje obsessief in mijn eigen niche. Ik vind het heel leuk om te kijken wat de poëzie van de geschiedenis is.’ 

Daarnaast schrijft Dieleman een boek over Jan de Prentenknipper, waarin ook zijn eigen beeldende werk onvermijdelijk een rol speelt; veel van het onderzoek gaat bij hem ‘al doende’. Daarbij probeert hij zo dicht mogelijk bij de historische figuur te komen en erkenning te krijgen voor diens kunstenaarschap. ‘Ik wil dat zo’n man gezien wordt en op waarde geschat wordt, omdat je heel erg ziet hoe die door de eeuwen heen behandeld is door instituten en musea.’ 

Werk van Jan de Prentenknipper

Wilde stroom 

De onderwerpen die Dieleman interesseren, komen voort uit zijn omgeving en zijn voorouders. Hij groeide op in een Zeeuws-Vlaanderen dat nog vooroorlogs aandeed: een hechte landbouwgemeenschap waarin dialect werd gesproken en waarin het christendom sterk bepalend was. Daar werd hij streng opgevoed binnen de gesloten gereformeerd vrijgemaakte kerk. ‘Maar tijdens mijn puberteit ging die wereld open. Dat was wel een shockerende ervaring. Al die waarden waar ik in geloofde, bleken niet meer waar. En tegelijkertijd daarmee is heel het landschap veranderd, de industrialisatie werd nog heviger.’  

Door zich in de geschiedenis te verdiepen, ontdekte Dieleman dat de strenge religiositeit uit zijn jeugd er helemaal niet altijd geweest is en dat bijvoorbeeld Jan de Prentenknipper, die Bijbelse teksten en beeldmotieven gebruikte en in het folkloreonderzoek heel nederig en devoot wordt neergezet, veel losser in de leer was. ‘En ik ben eigenlijk aan het schrijven dat het een hele wilde stroom van religieuze uitingen was die super fluïde was, in een wereld die van katholiek naar protestant ging. Als je de hele dag moet werken en op zondag niet eens naar de kerk kan omdat je moet werken, en je werkt samen met mensen van allerlei soorten geloven en afkomsten, dan zal de orthodoxie je ook gewoon een beetje de reet roesten, toch?’ Met zo’n fluïde blik op religie ziet hij zijn eigen werk ook als religieus: ‘Ik denk zelfs dat heel mijn kunstenaarschap een vorm van religieuze invulling van het leven is.’ 

Tonnie Dieleman aan het werk

Tradities en gemeenschap 

Teruggrijpen op historische tradities is voor Dieleman een hulpmiddel in de artistieke praktijk. ‘Ik ben anti-autonomie: het kapitalistische idee dat je je als mens van iedereen los vecht en dan succesvol en rijk wordt. Dat zie je veel in de muziekwereld. Het lijkt mij een hele magere manier om tegen je eigen werk aan te kijken en heel verneukeratief. Ik zie heel vaak mensen die een opleiding hebben vastlopen op de kapitalistische ideeën waarmee ze zijn opgevoed binnen die opleiding.’  

Dieleman, die niet zo’n opleiding heeft gevolgd, kan zich makkelijk in allerlei werelden bewegen. ‘Ik geloof heel erg in gemeenschap en van andere mensen leren. Een mentor kun je ook op afstand, in de geschiedenis vinden. Ik heb echt meer zelfvertrouwen gekregen door naar het werk en het verhaal van Jan de Prentenknipper te kijken. Sindsdien durf ik mezelf kunstenaar te noemen.’ 

Werk van Tonnie Dieleman 

Stemmen uit het verleden 

Dieleman werkt veel met archiefmateriaal, zoals historische audio-fragmenten, die hij al op zijn eerste album gebruikte. ‘Een stem uit het verleden, dat vind ik gewoon magisch,’ zegt hij. Hij zoekt naar archieven, koopt wel eens materiaal en doet er onderzoek naar. Daarbij botst het wel eens met archiefinstanties. ‘Als ze iets niet op hun radar hebben, vinden ze het niet leuk dat je erover praat, en als ze dingen kwijt zijn, vinden ze dat nog vervelender. Bij het Zeeuws Archief kennen ze me ondertussen wel, dat is echt een uitmuntend archief.’ Bij een poging tot samenwerking met het Meertens Instituut, dat een grote audiocollectie bezit, kreeg hij weinig gehoor. ‘Ik vond het echt een hele verwarrende wereld, die niet graag wilde delen, die geen zin had om een relatie aan te gaan over het werk. De reactie die ik kreeg was eigenlijk: dit gaat ons meer werk geven en dat willen wij niet.’ 

Zijn eigen manier van werken wrijft dus soms met die van academische en erfgoedinstanties. ‘Ik kom heel erg vanuit een chaotische creatieve denkwereld in zo’n soort stramien. De academie kan wel een beetje sjeu gebruiken, volgens mij. Bij mij gaat het altijd over de menselijkheid. Ik vind het belangrijk om recht te doen aan het verleden, bijvoorbeeld aan Jan de Prentenknipper, maar ook aan zijn vriendin, Constantia de Prez, die ik ook helemaal heb teruggevonden. Dat zijn hele menselijke verhalen.’ Een puur academische blik loopt het risico aan die menselijkheid voorbij te gaan. Als voorbeeld noemt Dieleman audio-interviews in het Zeeuwse dialect uit de jaren 60 en 70, waar op een neerbuigende manier mee om wordt gegaan, alsof de mensen van toen objecten zijn waar we iets uit kunnen halen. ‘Dat is natuurlijk een hele kolonialistische manier van denken.’ 

Volgens Dieleman is de niet-academische onderzoekswereld overigens niet veel beter. De heemkunde zit vol met amateurhistorici die hun materiaal voor zichzelf houden en niet met anderen willen delen: ‘Veel mannen die heel graag belangrijk gevonden willen worden door hun omgeving.’ Het materiaal dat hij zelf verzamelt, maakt hij dan ook zo openbaar mogelijk. ‘Als iemand iets vraagt, deel ik het. En het verhaal dat je hebt, wordt ook een manier om door de wereld te bewegen. Ik ga een relatie aan met mensen door het verhaal van een ander.’ 

Werk van Tonnie Dieleman 

Folklore en fascisme 

Dieleman heeft wel eens gezegd prenten te knippen tegen het fascisme. Hij ziet zijn werk, waarin hij op de millimeter met oude verhalen bezig is, als zeer politiek. Zo keert hij zich tegen de industrie die op verzonnen dingen over Zeeland bouwt, zoals het stereotiepe beeld van Zeeuws Meisje. ‘Hugo de Jonge identificeert zich helemaal met Zeeland, puur als een soort marketingding. Folklore kan snel ingezet worden om de identiteit van grote groepen mensen te bepalen. En daar ben ik tegen, want dat is gewoon fascisme. Als dat wordt gebruikt om mensen tegen elkaar op te zetten of om economische misstanden in werking te houden, dan probeer ik daartegen te strijden.’  

Ook deze politieke opstelling komt uit zijn christelijke opvoeding voort. ‘Er is altijd een onderlaag in religie waarin meer mogelijk is. Binnen de arbeiderscultuur in Zeeuws-Vlaanderen houdt het vrouwelijke dat in stand. Mijn oma, mijn moeder, die waren de baas thuis, die bepaalden wat er gebeurde en die bepaalden uiteindelijk ook hoe wij religieus dachten. Er is een boek over het dorp waarin mijn oma opgroeide en dan hebben ze het over de praktische oecumene. Allemaal een ander geloof, maar samen eten en werken, daar word je een stuk milder van. Mensen hebben elkaar nodig.’
 

Dit interview is verschenen in de serie ‘Historische inspiratie voor progressief verzet’. Zie hier de oproep voor bijdragen.