Op 17 maart gaan we naar de stembus. Op basis van een analyse van alle programma’s bespreekt Over de Muur de historische verwijzingen in de programma’s, de ideeën over de werkomstandigheden aan de universiteit en wat de partijen zeggen over het geschiedenisonderwijs. In deze aflevering gaan we in op de historische verwijzingen.
Hoe denken politieke partijen over de geschiedenis? In de verkiezingsprogramma’s speelt het verleden op meerdere manieren een rol. Partijen trekken parallellen, gebruiken historische periodes als positief of negatief referentiepunt, en denken na over de manieren om met het verleden en de tastbare overblijfselen daarvan om te gaan.
Nederlandse tradities en identiteit
Veel partijen zetten de geschiedenis in om waarden die zij belangrijk vinden als typisch Nederlands te presenteren. Zo verwijzen conservatieve partijen naar de historische wortels van conservatief-christelijke waarden. Het CDA presenteert het gezin (nog altijd) als de ‘hoeksteen van de samenleving’ en wil de samenleving versterken ‘door onze normen te bewaken en onze waarden te beschermen’. De SGP noemt, met een weinig concrete verwijzing naar het verleden, het gezin een ‘eeuwenoud gegeven’.
In de paragrafen over de economie vinden we een ander veelvoorkomend historisch referentiepunt: Nederland als hardwerkend land en handelsnatie. Zo wijst het CDA op de lange Nederlandse traditie van een solide en bedrijvig maatschappelijk middenveld: ‘Van de gildes in de middeleeuwen tot de onderlinge verzekeraars, woningbouwcoöperaties en schoolverenigingen in de twintigste eeuw.’ De SGP meent dat wij ‘handeldrijvende Nederlanders’ al eeuwen weten dat samenwerking met andere landen noodzakelijk is. De ChristenUnie benadrukt het belang van visserij door de lange economische én culturele traditie van deze sector in Nederland te noemen.
Een andere groep van verwijzingen vinden we rondom de Nederlandse geschiedenis van de ‘strijd tegen het water’, gekoppeld aan thema’s als samenwerking en klimaat. Het CDA hangt haar streven naar samenwerking op aan het Nederlandse historische zelfbeeld als ‘polderland’. En ook in de uitleg van haar voornemen om klimaatdoelen te halen verwijst het CDA naar de Nederlandse geschiedenis: ‘Ons land is groot geworden in de gezamenlijke strijd tegen het water’. Op vergelijkbare manier verwijst D66 naar het verleden van Nederland als dijkenland in hoofdstuk over klimaat, waaraan iedereen onder leiding van de overheid een bijdrage moet leveren, ‘zoals we in het verleden ook hebben gedaan met de bouw van dijken, spoorwegen en windmolens.’
Andere partijen gebruiken het verleden om progressieve waarden zoals tolerantie te onderstrepen. Volgens DENK is Nederland ‘van oudsher’ een migratieland met een goede diplomatieke traditie. Een voorbeeld dat het programma hiervan geeft is de migratie van elders verjaagde protestanten en joden naar Nederland in zestiende eeuw, wat volgens de partij resulteerde in een succesvolle diverse cultuur. In een hoofdstuk over wonen en volkshuisvesting benoemt de PvdA dat Nederland een lange traditie van gemengde wijken heeft, waarin verschillende groepen bij elkaar wonen en waar we trots op mogen zijn.
Het nationale verleden speelt de grootste rol in de verkiezingsprogramma’s van de extreemrechtse PVV en FvD. De partijen zeggen hun standpunten te baseren op een ‘liefde’ voor de Nederlandse geschiedenis, cultuur en tradities. Het beeld van de Nederlandse geschiedenis is echter weinig coherent en staat bol van de tegenstrijdigheden. Zo schrijft de FvD in het voorwoord van haar programma: ‘De kern van ons program is onze liefde voor Nederland. Voor onze beschaving, onze geschiedenis en onze stedenbouw. De Joods-Christelijke traditie, de klassiek-humanistische wereld: al wat we geërfd hebben van eeuwenlang bouwen en broeden.’ De PVV wil zelfs grondwettelijk laten vastleggen ‘dat onze Joods-christelijke en humanistische wortels de dominante en leidende cultuur vormen in Nederland.’ Niet gehinderd door feitelijke historische kennis gaan dit soort natie-fantasieën voorbij aan daadwerkelijk diepgewortelde Nederlandse tegenstellingen tussen geloof en seculier humanisme, joden en christen en katholieken en protestanten. Ze zijn bedoeld als rechtvaardiging van uitsluiting, racisme, haat voor moslims en immigranten en, in het geval van de FvD, een bijzonder hardnekkige afkeer van moderne architectuur.
Crises en keerpunten
Het heden als historisch moment: veel partijen hebben het idee dat we in een hele bijzondere tijd leven. De coronacrisis zou laten zien dat dingen anders moeten, maar wordt vooral ook gebruikt om de noodzaak tot veranderingen die men al wilde extra kracht bij te zetten. Hierbij strooien de partijen scheutig met historische parallellen.
De VVD plaatst de huidige pandemie in een reeks eenentwintigste–eeuwse crises: de kredietcrisis en de ‘migratiecrisis’, waarbij opvalt dat niet voor de term ‘vluchtelingen’ maar ‘grote groepen mensen’ die via Turkije naar West-Europa kwamen is gekozen. De partij concludeert dat de huidige crisis het gevoel geeft ‘weer terug bij af’ te zijn, een uitspraak die een gekrenkt historisch vooruitgangsgeloof blootlegt. Met het definiëren van ons huidige tijdsgewricht als ongekende crisis verantwoordt de VVD een koersverandering. Economische groei, zo zegt de partij, kwam decennialang de middenklasse ten goede, maar de crises hebben de samenleving kwetsbaar gemaakt. Daarom is meer overheidsingrijpen nodig. Opvallend is dat de VVD historische ontwikkelingen en crises als externe factoren presenteert. De premier van Nederland, al tien jaar geleverd door de regeringspartij, was blijkbaar niet in staat te erkennen dat deze crises, op zijn minst gedeeltelijk, voortkwamen uit het gevoerde beleid. Een andere regeringspartij, de ChristenUnie, presenteert het heden ook als mogelijk historisch kantelpunt. De partij pleit voor investeringen in plaats van bezuinigingen na de coronacrisis en trekt daarbij historische parallellen met de wederopbouw na het einde van de Tweede Wereldoorlog en de bouw van de Deltawerken na de Watersnoodramp.
Ook linkse oppositiepartijen gebruiken de crisisretoriek in combinatie met historische parallellen om voor radicale verandering te pleiten. De SP stelt dat de kredietcrisis door ‘gewone mensen’ is betaald, wat zich niet mag herhalen in de coronacrisis. De PvdA wil niet terug naar het oude normaal, waar ‘te veel naar te weinig ging’, maar wil naar een beter normaal toe. Hier en daar wordt wel gesproken over het terugbrengen van bepaalde zaken, zoals solidariteit. GroenLinks opent de inleiding van het verkiezingsprogramma met een citaat uit het dertig jaar oude Beginselprogramma van de partij, waarna volgt: ‘Ook toen, na de val van de Muur en het einde van de Koude Oorlog, werden we uitgedaagd om positie te kiezen in een wereld die snel verandert.’ Kortom, ook GroenLinks plaatst de coronacrisis in een rijtje van historische maatschappelijke uitdagingen. De partij beklemtoont dat het van belang is om het momentum ten volste te benutten en van de coronacrisis een ‘keerpunt’ te maken. Herhaaldelijk lezen we frases als ‘meer dan ooit’ en ‘nu is het moment’.
Herdenking en excuses
De omgang met het koloniale verleden leeft bij veel partijen. Bij BIJ1 staat de doorwerking van het verleden in het heden centraal: ‘Waar de huidige politiek er te vaak van uitgaat dat racisme in Nederland eigenlijk niet bestaat en alleen gaat over ‘losse’ gebeurtenissen, wil BIJ1 dat de overheid erkent dat racisme en kolonialisme een belangrijke en niet te onderschatten rol hebben gespeeld bij de vorming van onze samenleving.’ Ook in het programma van D66 komt deze nadruk op de historische wortels van racisme terug. De partij pleit voor meer aandacht voor ‘de zwarte bladzijdes zoals het koloniaal verleden’. Ook de PvdD wil meer bewustzijn voor de koloniale geschiedenis en brengt de fossiele industrie expliciet in verband brengt met koloniale wandaden.
Een ander actueel historisch thema zijn excuses voor het koloniale en slavernijverleden. Hiervoor pleiten BIJ1, ChristenUnie, D66, DENK, GroenLinks, PvdA en PvdD. DENK pleit hiernaast voor herstelbetalingen aan voormalige koloniën in de vorm van projecten die deze landen ten goede komen. Ook moet er, na publicatie van het rapport over de dekolonisatie van Indonesië later dit jaar, een schadevergoeding voor Indonesië komen. De Nederlandse regering moet ook haar excuses aan de Molukkers aanbieden omdat Nederland hen ondersteunde bij het verlangen naar een Molukse staat, waar dat niet mogelijk was. Nakomelingen van tot slaaf gemaakten moeten de mogelijkheid krijgen om gratis hun naam te veranderen. Bij1 wil ‘uitgebreid en onafhankelijk onderzoek naar de roof van kapitaal en eigendom uit voormalige koloniën en van Joden in de Tweede Wereldoorlog, de waarde van gestolen arbeid van tot slaaf gemaakten en contractarbeiders, en de gelden die Indonesië heeft betaald in ruil voor de soevereiniteitsoverdracht.’ Nederland moet volle verantwoordelijkheid dragen voor het herstel van alle misstanden. De ChristenUnie pleit voor verbondenheid met Suriname en met de Molukse en Papoease bevolkingsgroepen in Nederland en een wederzijdse verbondenheid met het Caribisch deel van het koninkrijk. Erkenning van de ‘pijnlijke sporen’ van de koloniale band en het slavernijverleden moet daar onderdeel van zijn. Daarnaast wil de partij de Armeense genocide erkennen. GroenLinks zegt zich te zullen engageren om ‘nazaten uit gebieden waar de gevolgen van Nederlands kolonialisme nog voelbaar zijn en diaspora’s die elders kampen met conflicten, mensenrechtenschendingen en/of ecocide’ actief te betrekken bij het buitenlandbeleid en diplomatieke missies. Opvallend is dat PvdD naast excuses voor het koloniale verleden ook excuses wil voor ‘de wijze waarop de Q-koortsepidemie na 2007 is aangepakt’.
Veel partijen zijn enthousiast voorstanders van nieuwe feest- en herdenkingsdagen. Keti Koti moet een nationale feestdag worden volgens Bij1, D66, DENK, GroenLinks en PvdA. D66 en GroenLinks wil van het jaar 2023 een gedenkjaar 150 jaar formele afschaffing van slavernij maken. BIJ1, PvdA en GroenLinks, willen 17 augustus 1945 als de Indonesische onafhankelijkheidsdatum erkennen en GroenLinks wil daarnaast op 15 augustus een nationale herdenkingsdag van de bevrijding van Nederlands-Indië. GroenLinks, CDA en VVD hebben de wens om van Bevrijdingsdag een nationale vrije dag te maken.
Erfgoed
Het belang van erfgoed wordt in veel partijprogramma’s onderstreept. Volgens D66 kunnen we uit erfgoed ‘lessen’ trekken en moet de overheid zich actief inzetten om ‘erfgoed zoals monumenten, stadsgezichten en natuurterreinen te behouden en onderhouden. Ook digitaal.’ Het CDA zet in op versteviging van nationale normen en waarden en het vergroten van het historisch besef, met als hoofdmotieven trots en een streven naar saamhorigheid. Nationaal kunstbezit en erfgoed (kerken en kunstcollecties, maar ook volksfeesten) moeten beschermd worden. De ChristenUnie vindt vaderlandse, regionale en lokale geschiedenis een belangrijk onderdeel van ‘onze’ identiteit en wil nieuwe (rijks)monumenten blijven aanwijzen, erfgoed digitaliseren, en aandacht voor kerkelijk erfgoed, landschap en cultuurhistorie. Bij de SGP kunnen bibliotheken en rijksmonumenten op steun rekenen, evenals ‘nationale identiteitsdragers’ zoals het Wilhelmus en de herinnering aan de Holocaust. Opvallend is ook de referentie van de partij naar de ‘eeuwenoude’ Nederlandse orgelcultuur, die toch maar 2200 orgelmonumenten heeft opgeleverd.
Naast nieuwe feest- en herdenkingsdagen lijkt vrijwel de gehele politiek ook nieuwe musea te willen. Een slavernijmuseum is een wens van partijen zoals D66, GroenLinks en PvdA. D66 wil bovendien een stimulans voor ‘andere culturele instituten die zich richten op het zwarte erfgoed’. De SP vindt dat de ‘zwarte bladzijden’ en plek moeten krijgen in een nationaal historisch museum, dat de nadruk zou moeten leggen op de ontstaansgeschiedenis en de waarde van onze democratie, rechtstaat en sociale verzorgingsstaat. Ook het CDA wil een nieuw nationaal historisch museum. Volgens de ChristenUnie moet er, eventueel in een bestaand museum, een Huis van de Democratische Rechtsstaat komen, waarin het ‘geboorteverhaal’ van Nederland wordt verteld. Dit gebeurt met historische documenten als de Unie van Utrecht en de Acte van Verlatinghe, die werden opgesteld in een tijd dat er overigens nog helemaal geen democratische rechtsstaat bestond.
Ook omstreden erfgoed krijgt aandacht. De PvdD wil dat betwist erfgoed in kaart wordt gebracht. DENK gaat hierin een stap verder en pleit voor het dekoloniseren van de publieke ruimte; de partij wil beelden en straatnamen van koloniale ‘schurken’ weghalen en Zwarte Piet helemaal verbieden. Daarnaast moeten publieke uitingen die verband houden met het koloniale verleden van een disclaimer voorzien worden. De plannen van BIJ1 rond dit thema zijn zeer uitgebreid. Culturele instellingen moeten ‘alle roofkunst’ teruggeven en onderdak bieden aan ‘beelden van koloniale figuren en de Gouden Koets’. Daarnaast pleit de partij voor het onteigenen van ‘het (uit koloniale tijden stammende) kapitaal van de Koninklijke familie’. Dit is slechts een kleine greep uit de voorstellen van BIJ1.
50PLUS denkt een stuk conservatiever over de omgang met erfgoed. De partij haakt aan op de Black Lives Matterprotesten, maar is tegen ‘strafexpedities’ tegen historische standbeelden. ‘Niet alleen heldendaden en overwinningen maar ook uitbuiting en slavernij worden daarbij vermeld,’ stelt het programma. ‘Dit draagt bij aan een evenwichtige geschiedenis bewustwording met in achtneming van de mores van de tijd waarbinnen de gebeurtenissen zich afspeelden.’ Hiermee erkent 50PLUS de geschiedenis van uitbuiting en slavernij door de eeuwen heen, maar neutraliseert ze de kritiek erop door te verwijzen naar ‘de’ mores van een periode. Dat er altijd al discussie is geweest over plunderpraktijken, oorlogsmisdaden in Indonesië of andere ‘keerzijden’ van heldendaden en overwinningen schuift de partij onder het tapijt.
Deze verkenning van de verkiezingsprogramma’s laat zien dat het verleden voor veel partijen leeft. De historische parellellen en nadruk op ‘typisch Nederlandse’ tradities zullen veel historici doen fronsen; partijen projecteren hun eigen waarden op het verleden en schetsen daarmee een eenzijdig historisch beeld. Gelukkig denkt de politiek ook na over de doorwerking van de geschiedenis in de huidige samenleving, en de manier waarop we met ons verleden en historisch erfgoed moeten omgaan. Of we nu in een bijzondere tijd leven of niet, we hopen dat u een historische stem zult uitbrengen.
Voor dit stuk zijn de verkiezingsprogramma’s van de volgende partijen geraadpleegd: 50PLUS, BIJ1, ChristenUnie, CDA, D66, DENK, FvD, GroenLinks, SGP, PvdA, PvdD, PVV, SP en VVD.