Een historische overwinning of zetten we stappen terug in de tijd? Vlaams Belang verwoordt dit vraagstuk alsvolgt: “De verkiezingen van 2024 vormen een keerpunt in de geschiedenis van ons land: wij, Vlamingen, kunnen onze toekomst werkelijk in eigen handen nemen.” Op 9 juni 2024 zullen we het weten (of, met wat geluk, 541 dagen later): dan trekken Vlamingen naar de stembus voor de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen. Vorig jaar deden onze Noorderburen het ons voor, en besprak Over de Muur voor de tweede keer de rol van het verleden binnen verkiezingsprogramma’s. Tijd dus voor een historische gebeurtenis – als je dit een verkeerd gebruik vindt van het woord ‘historisch’, check dan zeker de partijprogramma’s eens – en hetzelfde te doen voor de zeven grootste Vlaamse partijen. In het eerste deel van deze reeks bespraken we al het historisch discours, in dit deel belichten we erfgoed en (hoger) onderwijs.
Het historische discours, namelijk hoe er naar het verleden verwezen wordt in partijprogramma’s, is één kant van de munt. De andere is de zijde van de velden die traditioneel met het métier van historici geassocieerd worden: (materieel en immaterieel) erfgoed en (hoger) onderwijs. Hoe kijken de zeven grootste traditionele partijen hiernaar? We zochten het uit!
Beleving van het verleden. Herbestemming, tradities en identiteit
Hoewel concrete historische data en personen vooral aan de rechterzijde van het Vlaamse politieke spectrum sporadisch opduiken in partijprogramma’s, komt de omgang met erfgoed nagenoeg in alle partijprogramma’s aan bod. We zouden het historisch (see what we did there?) kunnen noemen, maar alle partijen zijn het erover eens dat erfgoed beschermd dient te worden. Welke soorten erfgoed bescherming verdienen, hoe erfgoed ingevuld kan worden en hoe we omgaan met (im)materieel erfgoed; daar zijn de meningen wel over verdeeld.
PVDA kijkt naar “cultureel en industrieel erfgoed”. Hierbij is herbestemming een belangrijk thema. Leegstaande sites zouden een nieuwe invulling kunnen krijgen door sociale of culturele verenigingen de kans te geven om de sites te gebruiken voor hun werking. Ook CD&V legt de focus op herbestemming, maar kijkt daarvoor naar een andere vorm van erfgoed, namelijk religieus erfgoed. Hierover zeggen ze immers: “Wanneer we het hebben over kerkgebouwen, dan gaat het niet zomaar over vastgoed. Het gaat om gebouwen met een zeer specifiek karakter, met een waardevolle geschiedenis en een grote morele waarde voor de gemeenschap.”
N-VA roemt allerlei projecten die Vlaams erfgoed meer in kijker gezet hebben zoals ‘Het Verhaal van Vlaanderen’, de Canon van Vlaanderen en het digitale Museum van Vlaanderen, maar wil verder gaan dan een digitaal museum en een “belevingscentrum rond de Vlaamse geschiedenis en cultuur” opstarten. Vlaams Belang wil een gelijkaardig initiatief starten, namelijk een “Museum voor de Cultuur en de Geschiedenis van Vlaanderen” dat zou inzetten op de Vlaamse natievorming. Ze pleiten daarnaast voor “een kordatere bescherming van onze materiële en immateriële tradities en erfgoed tegen woke-waanzin en strengere straffen voor vandalisme van ons cultuurhistorisch patrimonium.”
Groen en PVDA daarentegen willen dat het koloniale erfgoed na grondige bestudering en inventarisering teruggegeven wordt. Maar wat dan met immaterieel erfgoed? N-VA wenst een immaterieel erfgoedbeleid rond “onze eigen tradities en gebruiken zoals optochten, processies, vakmanschap en ambachten, Sinterklaas, Sint-Maarten, …” in het leven te roepen. Vlaams Belang geeft aan dat dit immaterieel erfgoed bedreigd wordt door binnen- en buitenlandse kapers op de kust; vanuit het binnenland door “woke-waanzin”, vanuit het buitenland door Amerikaanse socialemediabedrijven die “culturele tradities zoals Sinterklaas aan banden leggen in Europa”. Vlaams Belang lijkt er daarbij van uit te gaan dat iedereen wel weet wat er met “woke-waanzin” bedoeld wordt, aangezien een concrete definitie in hun partijprogramma ontbreekt (voor wie meer historische info wil over de term, check: Woke).
PVDA houdt er een andere visie op tradities op na. Ze zien net grote waarde in het betrekken van verschillende gemeenschappen bij de organisatie van culturele of religieuze feesten en tradities. De verschillende religieuze en geloofsgebonden tradities en feesten kunnen voor deze partij – mits goed overleg – perfect plaatsvinden in de publieke ruimte. Bij hen geen angst voor ‘woke’, maar het idee dat “de feesten van één gemeenschap ook momenten worden waarop andere gemeenschappen welkom zijn en meefeesten, wat bijdraagt aan de interculturele samenleving die we voorstaan.”
Jong geleerd is oud gedaan: lager en secundair onderwijs
Waar kunnen we kennis over onze geschiedenis en tradities het beste overbrengen? Sommige partijen staan duidelijk achter het gezegde ‘jong geleerd is oud gedaan’, en kijken dan ook naar het lager en/of secundair onderwijs om kinderen en jongeren te vormen door hen te laten kennismaken met geschiedenis. N-VA ziet naast vakken zoals plastische opvoeding, esthetica, muziek, Latijn, Grieks, filosofie, literatuur in de taalvakken, ook geschiedenis als “essentieel om te begrijpen wat het is om mens te zijn en wat het betekent burger te zijn van de Vlaamse gemeenschap”. Vlaams Belang pleit voor “de invoering van een vak ‘burgerschap’ waarbij de kennis van en het respect voor onze Europese waarden en normen centraal staan, als onderdeel van de eindtermen van het lager en secundair onderwijs”.
PVDA daarentegen ziet een “cruciale rol” voor het lager en secundair onderwijs in de “brede culturele strijd [die] nodig [is] om eindelijk de koloniale mentaliteit af te werpen”. De geschiedenis van het kolonialisme, het neokolonialisme en de strijd van de Afrikaanse volkeren moet zo onderwezen worden aan elke leerling in België “door middel van de nodige lessen en heldere schoolboeken”. Het is geen onbelangrijk detail dat zij spreken over heel België, waar NVA alleen keek naar de Vlaams gemeenschap. PVDA benadrukt bovendien dat ze niet alleen de focus op de Belgische kant van het verhaal belicht willen zien, maar dat ze er ook voor ijveren dat dekolonisatie vanuit het standpunt van de gekoloniseerden bestudeerd wordt.
Hoger onderwijs van de toekomst
Niet alleen lager en secundair onderwijs zorgt voor debat tussen de verschillende partijen, maar ook wat het hoger onderwijs van de toekomst nodig heeft staat op de politieke agenda. CD&V ziet bijvoorbeeld een grotere noodzaak aan een sterkere samenwerking tussen defensie, academische wereld en industrie. Daarnaast ijveren ze ervoor dat instellingen van het volwassenen- en hoger onderwijs een meer flexibel aanbod uitbouwen, zoals een avond- en weekendonderwijs en digitale opleidingen. Open Vld zit dan weer op hun stokpaardje wat betreft een correcte toepassing en actualisering van het financieringsdecreet, met aandacht voor een stabiele meerjarenbegroting en moderne infrastructuur. Vooruit streeft op hun beurt naar een moderner statuut voor academisch, administratief, onderwijsondersteunend en wetenschappelijk personeel met de nodige aandacht voor werkzekerheid, mentaal welzijn en groeikansen voor onderzoekers. Daarnaast wil de socialistische partij het diversiteitsbeleid in het hoger onderwijs versterken, omdat onder meer “te weinig studenten met een diverse achtergrond doorstromen uit het eerste jaar”. Ze zien ook een rol weggelegd voor de academische wereld, naast sociale partners, maatschappelijke instellingen, de gelijkheidsorganen en het middenveld, voor het evalueren van “een ambitieus interfederaal actieplan tegen racisme, discriminatie, xenofobie, anti-semitisme, islamofobie en onverdraagzaamheid”.
N-VA en Vlaams Belang zien dan weer een grote dreiging van deze zogenaamde ‘woke-ideologie’ of het ‘woke-denken’ binnen de wereld van de Vlaamse universiteiten en Hogescholen. N-VA ijvert daarom voor het ondertekenen van een vrijheidsverklaring door universiteiten en Hoge Scholen, naar voorbeeld van de ‘Standford Academic Freedom Declaration’, die de vrijheid van meningsuiting zou garanderen en zou vastleggen dat promoties “enkel mogelijk zijn omwille van academische verdiensten”. Vlaams Belang pleit dan weer voor “een onafhankelijk onderzoek naar de aanwezigheid van de woke-ideologie in het hele Vlaams onderwijs, omdat die leidt tot (zelf) censuur van studenten en personeel.” Opvallend (maar niet verbazingwekkend) vermelden alleen deze twee partijen ‘woke’ in hun partijprogramma’s.
Over de taalkundige en internationale richting die het hoger onderwijs dient in te slaan, bestaan er uiteenlopende ideeën. N-VA stelt dat Nederlands een wereldtaal is. De partij wil in het licht hiervan de samenwerking met andere Nederlandse landen en regio’s op cultureel en academisch vlak versterken. Tegelijkertijd willen ze wel de financiering van buitenlandse studenten aan Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs herzien. Een “meer doorgedreven screening op wetenschappelijke en economische spionage en infiltratie voor bepaalde profielen van buiten de EU die worden gesponsord door staatsbeurzen” staat voor N-VA tegelijkertijd op het programma. Open Vld stelt zich net minder terughoudend op tegen internationalisering: “Hoger onderwijs zal internationaal zijn of zal niet zijn.” Hieronder verstaan ze ook dat het aantal anderstalige opleidingen omhoog dient te gaan, en dat de taalvoorwaarden voor internationale docenten versoepeld moeten worden om studenten internationale ervaringen te bieden. N-VA ziet dit taalbeleid daarentegen helemaal anders. In functie van de democratisering van het hoger onderwijs, pleit deze partij immers voor het maximaal bewaken van Nederlands als onderwijstaal.
PVDA streeft ook naar een democratisering, maar ziet voor een kwaliteitsvol hoger onderwijs zonder drempels andere vereisten, zoals de verlaging en bevriezing van het inschrijvingsgeld, meer en betaalbare studentenhuisvestiging en automatisch toegekende studiebeurzen. Ze verzetten zich daarnaast “tegen toelatingsproeven die selecteren op sociale achtergrond” en willen het ingangsexamen voor arts, tandarts en dierenarts afschaffen.
Silke Geven (zij/haar) is doctoraal onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen. Ze voert onderzoek naar de opkomst van toerisme en toeristische promotie in Belgische steden gedurende de late negentiende eeuw tot en met de late twintigste eeuw.
Margo Buelens-Terryn (zij/haar) is postdoctoraal onderzoek aan de Universiteit Antwerpen. Ze werkte eerder onder meer over het lantaarnlezingencircuit in vroeg-twintigste-eeuws Antwerpen en Brussel. Momenteel is ze verbonden aan het DiplomatiCon-project, waarbij de diplomatieke contacten in het Mediterraans Zeegebied in de late middeleeuwen onderzocht worden.