Andreas Malm ziet de klimaatcrisis als een uniek historisch fenomeen: ‘Elke dag neemt de invloed van Napoleon af terwijl het effect van een ton in 1815 uitgestoten CO2 alleen maar toeneemt.’ In Fossil capital (2016) schetst hij de ontwikkeling van de fossiele economie in de negentiende eeuw. Zijn nieuwste boek How to blow up a pipeline (2021) kijkt naar de geschiedenis van activisme. Terwijl de leiders van Extinction Rebellion beweren dat alle succesvolle sociale bewegingen strikt geweldloos waren, laat Malm zien dat invloedrijke bewegingen vaak juist militante aspecten hadden. We praten met de Zweedse historicus over vintage negentiende-eeuwse CO2, historische lessen voor de klimaatbeweging en de verhoudingsgewijs grote rol van Nederland en Nederlandse bedrijven in de klimaatcrisis. ‘Het is hoog tijd voor een kritische klimaatgeschiedenis van Shell.’
Uw werk belicht de historische aspecten van de klimaatcrisis. Moeten we, gezien de urgentie van het probleem, niet al onze energie op de toekomst richten? Heeft de klimaatcrisis wel echt een geschiedenis nodig?
‘Natuurlijk moeten we ons richten op de toekomst! Maar in de klimaatcrisis zijn het verleden, het heden en de toekomst onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vorig jaar raakten dertig miljoen mensen wereldwijd door extreme weersomstandigheden ontheemd. Voor het eerst haalde de klimaatcrisis oorlog in als de grootste veroorzaker van vluchtelingenstromen. De bron van al deze ellende is de totale hoeveelheid in de laatste twee eeuwen uitgestoten CO2. Aangezien klimaatverandering een cumulatief proces is, achtervolgt dit verleden de huidige wereld. Wie is hiervoor verantwoordelijk? Wie moet het probleem oplossen? Naarmate de gevolgen van de klimaatcrisis in het heden steeds heftiger en onontkoombaarder worden, worden vragen over historische verantwoordelijkheid en schuld urgenter.’
Is de geschiedenis van de klimaatcrisis een uniek historisch proces?
‘Er zijn andere cumulatieve milieuproblemen die op de klimaatcrisis lijken. Denk bijvoorbeeld aan nucleair afval. In de toekomst zal dat soort afval met terugwerkende kracht steeds belangrijker worden. Voor dit soort geschiedenis werkt historische causaliteit – de manier waarop we historische ontwikkeling verklaren – op een bijzonder manier. Elke dag neemt de invloed van Napoleon af terwijl het effect van een ton in 1815 uitgestoten CO2 alleen maar toeneemt.’
Een van de vragen waarmee Malm zich bezighoudt is hoe ver de geschiedenis van de klimaatcrisis terug moet gaan. Het is duidelijk dat de mens klimaatverandering veroorzaakt, maar wanneer is dit proces begonnen? Begon het Antropoceen, een aanduiding voor het geologische tijdperk waarin het klimaat en de atmosfeer van de aarde de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit, 8000 jaar geleden met de ontwikkeling van landbouw? Of moeten we ons richten op de klassieke oudheid, de Europese kolonisatie van Noord- en Zuid-Amerika, of de zogenaamde Great Acceleration in het midden van de twintigste eeuw? Malm kijkt voor zijn definitie niet naar de effecten, maar naar de oorzaken van klimaatverandering. Zijn ‘Capitaloceen’ begint in het Verenigd Koninkrijk van de vroege negentiende eeuw, wanneer de Industriële Revolutie samen met een nieuw soort kapitalisme zorgt voor het ontstaan van de fossiele economie.
‘Het verhaal dat sommige wetenschappers over het Antropoceen vertellen is problematisch. In dit verhaal heeft de hele mensheid de desastreuze klimaatverandering veroorzaakt. We dragen allemaal evenveel schuld en dus zou iedereen nu, in gelijke mate, moeten bijdragen aan een oplossing. Maar het is simpelweg historisch onjuist om te beweren dat de fossiele economie door de hele mensheid bedacht is. Klimaatverandering komt niet voort uit een natuurlijke aanleg van de mens. Onze genen zorgen niet voor klimaatverandering. Als historici kunnen we zeer specifieke historische omstandigheden aanwijzen, in tijd en ruimte, die leidden tot het ontstaan van de fossiele economie. Het begrip Capitaloceen sluit beter aan bij wat we weten over het wie, wat, wanneer, waar en waarom van grootschalige CO2 uitstoot. Het is belangrijk om genuanceerd te blijven in dit soort discussies. Ik betoog niet dat de verhouding tussen mens en natuur nooit destructief was vóór het kapitalisme, maar dit economische model zou wel centraal moeten staan in elke historische verklaring van de ecologische crisis die we kennen als klimaatverandering.’
U wijst erop dat het Verenigd Koninkrijk vóór het midden van de negentiende eeuw al twee miljard ton CO2 had uitgestoten, meer dan het huidige historische totaal van Bolivia, Uruguay, de Democratische Republiek Congo, Ethiopië, Cambodja, IJsland, Haïti, Nicaragua en Tsjaad samen. Hoe moeten we rekening houden met deze historische ongelijkheid in de uitstoot van CO2?
‘Dit toont nogmaals aan dat we de kwestie van historische verantwoordelijkheid niet kunnen vermijden. Naarmate de gevolgen van klimaatcrisis groter worden, zal er steeds minder ruimte zijn voor discussies over wie wel en niet mag uitstoten. Eigenlijk is die ruimte er al niet meer. In de zeer nabije toekomst moet iedereen, elk land, stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen. Maar de vraag naar historische verantwoordelijkheid zal vervolgens urgent worden in andere debatten. Denk bijvoorbeeld aan zogeheten ‘negatieve uitstoot’. Wie ruimt de rotzooi op en verlaagt het koolstofniveau in de atmosfeer? Wie betaalt voor de toekomstige technologie die zorgt voor negatieve emissies? Waar moet deze technologie gebouwd worden? Ik vind dat we dit proces niet op ontwikkelingslanden mogen afschuiven. De last moet primair gedragen worden door de rijke landen die de problemen veroorzaakt hebben en bovenmatig geprofiteerd hebben van de opwarming van de aarde.’
Net als het Verenigd Koninrijk kennen Nederland en België een lange geschiedenis van CO2 emissies. Maar moeten we wel alleen naar landen kijken? Hoe kunnen we de historische bijdragen van transnationale bedrijven zoals Shell aan de klimaatcrisis begrijpen?
‘Het is de hoog tijd voor een klimaatgeschiedenis van Shell en andere kritische bedrijfsgeschiedenissen. Sinds het einde van de negentiende eeuw heeft Shell een belangrijke bijdrage geleverd aan de productie van fossiele brandstoffen. Ondanks allerlei breed uitgemeten groene projecten is het nog altijd een van de bedrijven met de meest agressieve uitbreidingsplannen op het gebied van fossiele brandstoffen. Historici zijn te vaak bezig met het nationale verleden. Als we de geschiedenis van de klimaatcrisis willen begrijpen moeten we dit proces op verschillende niveaus bestuderen.’
Wanneer beginnen we terug te vechten?
In recent werk richt Malm zich op de tactieken van de klimaatbeweging. In How to blow up a pipeline (2021) onderzoekt hij of sabotage een effectieve en gerechtvaardigde reactie op de klimaatcrisis zou kunnen zijn. Malm ziet de klimaatcrisis als een vorm van geweld: ‘een systematische vernietiging van levens, vaak die van mensen van kleur op de eerste plaats, met als doel het maken van winst.’ Ook in Nederland sterven er nu al jaarlijks zeker 250 mensen aan de gevolgen van klimaatverandering. In de toekomst zal de opwarming van de aarde directer doden. Denk bijvoorbeeld aan de extreem dodelijke hittegolven die door veel wetenschappers voorspeld worden. Het roept volgens Malm de vraag op of de milieubeweging strikt geweldloos moet blijven, of dat radicalere tactieken noodzakelijk zijn.
‘Bij hun oprichting in 2018 beweerden de stichters van Extinction Rebellion (XR) dat ze de tactiek van de beweging baseerden op historisch onderzoek. Alle succesvolle sociale bewegingen waren uitsluitend geweldloos geweest. Ze wezen bijvoorbeeld op de afschaffing van de slavernij, de strijd tegen apartheid in Zuid-Afrika en de Arabische Lente van 2011. Zodra bewegingen militanter werden in hun tactiek en vormen van protest, verloren ze het respect en de steun van het publiek. Gebaseerd op deze historische analyse creëerde XR zijn eigen ‘strategisch pacifistische’ model van strikt geweldloos klimaatprotest. Mijn boek How to blow up a pipeline is voor een groot deel een reactie op deze tactiek. Mijn belangrijkste punt is dat het simpelweg niet klopt dat alle succesvolle sociale beweging geheel geweldloos waren. In elk voorbeeld dat de leiders van XR noemen, kunnen we wijzen op de onmisbare rol van meer radicale delen van de beweging en militante vormen van protest. De afschaffing van de slavernij is misschien wel het meest belachelijke voorbeeld. Natuurlijk was het niet geweldloos protest dat tot afschaffing van de slavernij leidde: denk alleen al aan de vele slavenopstanden of de Amerikaanse burgeroorlog. In mijn boek betoog ik dat succesvolle sociale bewegingen altijd ook militant protest kenden. En als de geschiedenis ons leert dat je een zekere mate van militant protest nodig hebt om een machtige vijand te verslaan, waarom zou de klimaatbeweging dan een uitzondering op deze regel moeten, of willen, zijn?’
U ziet sabotage niet alleen als een effectieve vorm van protest, maar, kijkend naar literatuur over antikoloniale bewegingen, stelt u ook dat het beschadigen van eigendom zelfs bevrijdend kan werken.
‘Mensen leiden niet alleen onder de klimaatcrisis maar ook onder het uitblijven van een effectieve reactie van de overheid. Ze raken opgesloten in gevoelens van hopeloosheid en fatalisme: een gevoel dat we niets kunnen doen aan een naderende ramp. Hier kan militant protest, zoals sabotage, bevrijdend werken. Het kan ons het geloof teruggeven in onze eigen mogelijkheden om iets aan de klimaatcrisis te doen. Militant protest en geweld kunnen vele vormen aannemen en ik betoog dat klimaatbeweging zich strikt zou moeten beperken tot het beschadigen van eigendom. Geweld tegen mensen moeten we nooit overwegen.’
Begonnen niet veel groepen, waaronder het ANC van Nelson Mandela, de Duitse RAF of zelfs negentiende-eeuwse anarchisten, met hetzelfde onderscheid tussen geweld tegen eigendom en geweld tegen mensen? Als sabotage niet snel genoeg zorgde voor verandering, gingen ze de grens toch vaak over. Hoe kan de klimaatbeweging dit voorkomen?
‘Als een beweging radicalere tactieken begint te gebruiken, is er altijd een risico dat het taboe op geweld tegen mensen wordt doorbroken. Maar er zijn tal van voorbeelden die aantonen dat het wel degelijk mogelijk is om het geweld tot sabotage te beperken. Zo bleef de ecotage-beweging, een tak van de Amerikaanse milieubeweging in de jaren tachtig en negentig, met veel succes binnen de grenzen van de eigendomsvernietiging. In de komende eeuw kunnen we niet uitsluiten dat de strijd tegen de klimaatcrisis en voor klimaatrechtvaardigheid daadwerkelijk gewelddadig zal worden. Gewelddadige extreemrechtse groepen zouden bijvoorbeeld agressief de belangen van de fossiele brandstofindustrie kunnen verdedigen. Voor de nabije toekomst is het echter belangrijk om de grens te stellen bij het vernietigen van eigendom. Het is in ieder geval historisch onjuist om te stellen dat militant activisme automatisch en altijd leidt tot geweld tegen mensen. De maten en vormen van geweld zijn juist het resultaat van bewuste keuzes van activisten.’
In de jaren zestig gebruikten activisten het begrip ‘repressieve tolerantie’ om de inkapseling van protest en idealen te beschrijven. Als we kijken naar een mogelijke verkiezingsoverwinning van Die Grünen bij de Duitse verkiezingen van dit jaar, moet de klimaatbeweging zich hier zorgen over maken?
‘Iemand omschreef Die Grünen laatst als neoliberalen op fietsen. Hun track-record stemt niet hoopvol dat ze productie, bijvoorbeeld in bruinkolenmijnen, of gebruik van fossiele brandstoffen voldoende aan banden zullen leggen. Er is nu al een kloof ontstaan tussen de klimaatbeweging en Die Grünen en ik denk dat deze kloof, vanwege de teleurstelling over het beleid, alleen maar dieper zal worden. Hoe moet de klimaatbeweging op dit soort ontwikkelingen reageren? Sociale bewegingen kunnen repressieve tolerantie, coöptatie, of de verwatering van hun eisen voorkomen door militant te blijven. De klimaatbeweging moet nog kritischer kijken naar de fossiele economie en radicale methoden blijven gebruiken, zoals grootschalige en ontwrichtende burgerlijke ongehoorzaamheid en sabotage van de infrastructuur van grote vervuilers.’
Naast historicus, omschrijft u zichzelf vaak als activist. Hoe ziet u de relatie tussen uw rol als academicus en uw activisme?
‘Ik probeer die twee rollen te combineren, maar weet niet of ik dat succesvol doe. How to blow up a pipeline heb ik meer als activist dan als historicus geschreven. In de toekomst hoop ik weer meer substantieel historisch onderzoek te doen. Ik denk wel dat het de plicht is van alle wetenschappers om een zinvolle bijdrage te leveren aan belangrijke maatschappelijke discussies, of het nu gaat om de klimaatcrisis of andere kwesties. We weten wat er op het spel staat.’
Post-COVID klimaatprotest
Vlak voor de pandemie waren er massale protesten om de klimaatcrisis onder de aandacht te brengen. COVID lijkt de wind onder de vleugels van de milieubeweging weggenomen te hebben. Tegelijkertijd hebben een aantal landen, zoals China, Japan, de Europese Unie en, na de verkiezingen van Joe Biden, de Verenigde Staten, belangrijke beloftes gedaan over het bereiken van een neutrale CO2-uitstoot. De EU heeft een aanzienlijk deel van haar ‘herstelfonds’ gekoppeld aan het Green Deal-beleid. Hoe ziet Malm deze dubbele ontwikkeling?
‘Op dit moment ligt de klimaatbeweging in coma. Komen Fridays for Future, XR, de klimaatkampen en bezettingen, bijvoorbeeld van het Duitse Ende Gelände, terug na de lockdown? Of zullen er nieuwe groepen en initiatieven ontstaan? Hoe zullen al deze delen van de klimaatbeweging zich tot elkaar verhouden? Dit zijn allemaal open vragen. Wat betreft de politiek zijn de signalen buitengewoon tegenstrijdig. Vergeleken met zijn voorganger is Biden natuurlijk een enorme verbetering. Tegelijkertijd zien we geen groen herstel na COVID. Overheden over de hele wereld hebben de crisis niet gebruikt om extra snel van fossiele brandstoffen over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen. Miljarden dollars en euro’s van de herstelfondsen vloeien nog altijd richting de winning van fossiele brandstoffen en stimuleren hun consumptie. Het probleem is niet opgelost. De klimaatbeweging kan nog lang niet met pensioen.’