Categorieën
Geschiedenis actueel

Laten we dit jaar ook de vergeten slachtoffers van 11 september herdenken

Herdenken is altijd politiek. Sommige gebeurtenissen worden wel herdacht, terwijl anderen worden vergeten. Welke verhalen worden verteld op 11 september en welke worden genegeerd?

Het is deze maand zeventien jaar geleden dat de aanslagen van 11 september 2001 plaatsvonden. Deze gebeurtenissen hebben de datum 9/11 een plaats gegeven in ons collectieve geheugen. Maar voor veel inwoners van Latijns-Amerika heeft de datum 11 september een andere betekenis. Op deze dag vond in 1973 de coup plaats tegen de democratisch gekozen president Salvador Allende. De Chileense president werd afgezet en een militaire junta onder leiding van Augusto Pinochet voerde een schrikbewind tot 1990. De politieke omwenteling werd gesteund door de Verenigde Staten en de CIA was zelfs betrokken bij de voorbereiding van de coup. Tijdens het militaire schrikbewind zijn naar schatting tienduizenden mensen gemarteld en 3000 mensen vermoord.

9/11 Never Forget

Waarom staan wij in Nederland wel stil bij de doden in New York en Washington, maar geven we geen aandacht aan de slachtoffers van de militaire junta in Chili? Welke slachtoffers worden wel herdacht en welke niet? Is dit toeval of is er sprake van een structurele onderdrukking van bepaalde stemmen? Het verschil in herdenken is vooral een reflectie van een globale machtsongelijkheid, een wereld waarin mensen in de Derde Wereld vaak slachtoffer zijn van Westerse dominantie.

De socioloog Saskia Sassen wees in een opinieartikel op 12 september 2001 in The Guardian al op het verband tussen het geweld in de Global South en de aanslagen in New York en Washington van de dag ervoor. Als het Westen steeds wegkijkt van de resultaten van vrijhandelsverdragen of gewapende conflicten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika, dan moet ze niet verbaasd zijn als de slachtoffers van dit beleid terug slaan, betoogt Sassen. Slechts één dag na de aanslagen van 11 september 2001 concludeerde Sassen dat ‘the attacks are a language of last resort: the oppressed and persecuted have used many languages to reach us so far, but we seem unable to translate the meaning. So a few have taken the personal responsibility to speak in a language that needs no translation.’

De vragen over de betekenis van 11 september 2001 werden ook gesteld door de Indiase schrijfster en activiste Arundhati Roy. In een toespraak uit 2002 ontleedde ze het verhaal dat is gecreëerd door de regering Bush, waarin de Verenigde Staten wordt gepresenteerd als slachtoffer van geweld en als najager van gerechtigheid en vrijheid. De wereldwijde oorlog tegen terreur, afgekondigd door oud-president George Bush, heeft vele zichtbare en onzichtbare slachtoffers gemaakt. Het leed van de bijna 3000 doden in New York en Washington werd volgens Roy geïnstrumentaliseerd om oorlogen te voeren in Afghanistan en Irak in naam van vrijheid en democratie. Ze vroeg aandacht bij de slachtoffers die platgeslagen worden tussen de hamer van globalisering en het aambeeld van bekrompen en xenofobisch nationalisme. Zij creëerde hiermee ruimte voor de verhalen van mensen die niet te vangen zijn in een overweldigend beeld zoals dat van een vliegtuig dat een wolkenkrabber binnenvliegt.

Ook de sociale wetenschappen spelen een belangrijke rol bij hoe wij denken over geweld. Steve Smith, hoogleraar Internationale betrekkingen, stond bij de presidentiële rede voor de International Studies Association stil bij de rol van het vakgebied Internationale betrekkingen in het tot stand brengen van een wereld waarin de gebeurtenissen van 11 september 2001 mogelijk waren. Hij stelde dat onderzoekers zich te veel focussen op de interactie tussen verschillende staten, en voorbij gaan aan de miljarden mensen die in verschillende landen wonen. Daarnaast, zo betoogt Smith, worden verschillende vormen van geweld binnen de Internationale Betrekkingen niet gezien, zoals honger en voedseltekorten, onderdrukking van mensen door de eigen regering, economische uitbuiting. Gewapende conflicten tussen staten worden, in academische debatten en in de publieke opinie, breed bestudeerd, maar de stilte over de duizenden doden in de onzichtbare oorlog in Congo is oorverdovend.

Op 11 september 2018 zullen we weer de beelden zien: de vliegtuigen in de torens, de rookpluimen boven New York, de wapperende stars and stripes. Er zal worden stilgestaan bij de 3000 doden die vielen op die ene septemberdag in 2001. Maar het isoleren en sacraliseren van de gebeurtenissen en de slachtoffers helpen ons niet om een beter begrip van de wereld om ons heen te krijgen. De subtiele boodschap van het enerzijds wel erkennen van de slachtoffers van 11 september 2001, maar anderen te zien als collateral damage, is dat die andere doden ons minder uitmaken. Deze manier van denken heeft, zoals ook betoogd door Sassen, Roy en Smith, juist een wereld gecreëerd waarin 11 september 2001 heeft kunnen gebeuren.

Laten we daarom op deze 11 september niet alleen de slachtoffers van de aanslagen in New York en Washington herdenken, maar ook de slachtoffers van de militaire dictatuur in Chili én de duizenden mensen die zijn omgekomen in de oorlog tegen terreur die sinds die ene 11 september in verschillende landen wordt uitgevochten. Want dat is wat er bij een herdenking op het spel staat: het erkennen van de verbondenheid van mensenlevens, hun slachtofferschap en het lijden dat voortkomt uit verschillende vormen van geweld.

Teun Dominicus volgt de geschiedenismaster Cities, Migration and Global Interdependence aan de Universiteit Leiden en de master International Relations aan de Universiteit van Amsterdam.