Categorieën
Geschiedenis actueel

Over helden, schurken, en Emile Durkheim

Is een keuze voor de term ‘verzetsmens’ passend of toch eerder ongepast? Een mogelijk antwoord vinden we in het werk van Emile Durkheim, stelt Pieter Van den Heede.

Vorige week opende het Verzetsmuseum in Amsterdam haar vernieuwde permanente tentoonstelling voor het bredere publiek. Daarbij ontstond meteen de nodige ophef: het museum zou er o.a. voor gekozen hebben om niet langer over ‘verzetshelden’, maar eerder over ‘verzetsmensen’ te spreken. Daarmee zou het museum ten prooi gevallen zijn aan wokisme en wat columnist Zihni Özdil ‘semantisch nihilisme’ noemt: een hol woordenspel waarbij moraliteit overboord wordt gegooid en alles maar ‘een perspectief’ is.

Het museum liet ondertussen weten de term ‘verzetsheld’ nooit systematisch gebruikt te hebben, ook niet toen het museum in 1984 werd opgericht, mede op verzoek van de verzetsmensen zelf. Daarmee lijkt de kous eigenlijk al af te zijn. Tegelijk raakt de kwestie aan een bredere vraag: wanneer is het eigenlijk gepast om over een ‘held’ te spreken? En doen we geen afbreuk aan nobel gedrag uit het verleden door de term held niét te gebruiken?

Voor een antwoord op die vraag kunnen we terecht bij het verhaal van Otto en Elise Hampel, een Duits echtpaar dat in 1943 geëxecuteerd werd omwille van verzet tegen de Nazi’s.[1] Beide waren nooit uitgesproken geweest in hun afkeer van de Naziregime, maar toen in 1940 Elises broer omkwam aan het front, besloten Otto en Elise om subversieve postkaarten te gaan verspreiden. Hun acties gingen twee jaar door, maar de ommekeer kwam in 1942/43, toen beiden opgepakt werden en de doodstraf kregen. In het licht van het vonnis besloten zowel Otto als Elise Hampel om een gratieverzoek in te dienen, waarbij ze elkaar de schuld gaven voor hun gedrag. Het mocht niet baten; beiden werden op 8 april 1943 alsnog geëxecuteerd.

Hoe kunnen we Otto en Elise Hampel karakteriseren? Zijn ze helden die onze aandacht verdienen? Of ondergraven hun laatste acties wat ze eerder hadden gedaan, en kunnen we ze daarom beter als lafaards zien?

In het geval van de Hampels passen geen van beide termen eigenlijk écht, simpelweg omdat ze de lading niet dekken. Het gedrag van Otto en Elise Hampel evolueerde door de oorlogsjaren heen, en termen als ‘held’ en ‘lafaard’ veronderstellen een binaire indeling die moeilijk met hun rommelige realiteit te rijmen valt. Dus is het tijd om op zoek te gaan naar een kader dat die realiteit wel beter vat. Waar vinden we dat kader?

Het antwoord ligt bij Emile Durkheim, de Frans-Joodse intellectueel die vanaf de late 19de eeuw mee de basis van de sociologie legde. In 1895 publiceerde hij het boek Les Règles de la Méthode Sociologique, waarin hij het begrip ‘sociaal feit’ introduceerde: manieren van handelen, denken en voelen die we niet zozeer vanuit het individu, maar vanuit interacties tussen individuen kunnen begrijpen, en die een zeker sociaal dwingende kracht in zich dragen.[2]

Bron: Wikimedia Commons, The Rules of the Sociological Method, https://commons.wikimedia.org/wiki/File:The_Rules_of_the_Sociological_Method.jpg, geraadpleegd op 5 december 2022.

Een voorbeeld hiervan is de paniek die uitbrak tijdens de Love Parade in Duisburg in 2010, waarbij 21 festivalgangers door een vluchtende massa vertrappeld werden. De paniek die toen uitbrak kunnen we begrijpen vanuit een nalatige organisatie, maar ook vanuit de interactie tussen de vluchtende festivalgangers die een uitweg zochten – en dus niet alleen op individueel niveau.

Hetzelfde geldt, uiteindelijk, voor fenomenen als verzet en verklikking: die werden eerst en vooral mogelijk doordat de Nazibezetter een systeem introduceerde waarin rechtsbescherming overboord werd gegooid, en zowel vervolging, deportatie als executie tot de standaard bestraffingsmaatregelen gingen behoren. Dat bepaalde mee welke handelingen mensen gingen stellen, en of ze er uiteindelijk voor kozen om alsnog tot verklikking over te gaan, zelfs al hadden ze eerder verzet gepleegd.

Maakt dit dan uit? Is het gedrag van verzetsmensen dan niet des te opmerkelijker, in dergelijke omstandigheden? Maakten zij niet net de moeilijke keuze die veel mensen destijds niet durfden te maken? Absoluut. Tegelijk is historisch onderzoek niet hetzelfde als herinnering en herdenking, en zijn we ook gebaat bij een blik die individuele verering durft te overstijgen, met een passende bijhorende terminologie.

‘Held’ en ‘schurk’ zijn morele en verhalende termen; geen analytische. Het zijn bovendien termen die de nadruk volledig op individuele agency leggen, en daarmee voorbij gaan aan de impact die machtsverhoudingen, bestuurlijke systemen en repressieapparaten onvermijdelijk hebben. Als we inzicht willen krijgen in waarom mensen zich in oorlogstijd op een bepaalde manier gedroegen – en dus, wat we moeten tegenwerken willen we massageweld in de toekomst voorkomen – dan is het, in de geest van Durkheim, ook essentieel om voorbij individuele agency naar die verhoudingen en systemen te kijken. Dat het Verzetsmuseum daar op wil inzetten, is vanuit het perspectief van historisch onderzoek alleen maar toe te juichen.

 

[1] Mijn bespreking van het verhaal van Otto en Elise Hampel is gebaseerd op wat Ismee Tames, professor verzetsgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, aanhaalde in haar oratie ‘Over Grenzen’. Zie: Ismee Tames, “Over Grenzen: Liminaliteit en de Ervaring van Verzet” (Inaugurale rede uitgesproken ter aanvaarding van de positie van Bijzonder Hoogleraar ‘Geschiedenis en betekenis van verzet tegen onderdrukking en vervolging aan de Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht, 2016), 10-14. Zie: https://www.st4045.nl/sites/default/files/domain-18/documents/overgrenzenall-18-1477923237162286510.pdf, geraadpleegd op 5 december 2022.

[2] Durkheim formuleert het oorspronkelijk als volgt: “Voilà donc un ordre de faits qui présentent des caractères très spéciaux: ils consistent en des manières d’agir, de penser et de sentir, extérieures à l’individu, et qui sont douées d’un pouvoir de coercition en vertu duquel ils s’imposent à lui.” Zie: Emile Durkheim, Les Règles de la Méthode Sociologique (Parijs: Librarie Félix Alcan, 1895), 8. Beschikbaar via: https://archive.org/details/lesrglesdelam00durkuoft, geraadpleegd op 5 december 2022.

 

Pieter Van den Heede is docent en onderzoeker bij de afdeling geschiedenis van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij doet er onderzoek naar de hedendaagse verbeelding van de Tweede Wereldoorlog.