Al in 1995 beargumenteerde antropoloog Michel-Rolph Trouillot dat machtsverhoudingen de productie van geschiedenis beïnvloeden. In zijn befaamde werk – ook veelvuldig aangehaald door historici – pleit hij voor authenticiteit als fundament voor het vastleggen van geschiedenis. Onder authenticiteit verstaat Trouillot het vermogen van een historicus om zichzelf als actor in het heden te positioneren en niet alleen als verteller van een historisch verhaal.
Met andere woorden, een historicus is authentiek wanneer die het verleden kan relateren aan kwesties in het heden. Het gaat hierbij niet om willekeurige kwesties, maar met name om hedendaagse structuren van onrecht die het resultaat zijn van de reproductie van macht en overheersing. Een bekend voorbeeld dat Trouillot daarbij aanhaalde is het bezien van systemisch racisme als nalatenschap van het slavernijverleden.
Een vraag die ons bezighoudt is: hoe brengen historici in Nederland dit in de praktijk? In theorie zijn wellicht veel historici het eens met bovenstaande stellingname, dat blijkt uit het feit dat historici wel oog lijken te hebben voor de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek. Daarnaast moeten we niet vergeten dat belangrijke financiers, zoals de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), maatschappelijke impact als voorwaarde stellen voor financiering. Echter, naar aanleiding van onze ervaringen van het afgelopen jaar stellen wij vraagtekens bij de daadwerkelijke uitvoering van authenticiteit.
Op het Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Leiden is het al een jaar ijzig stil rondom de, door gerenomeerde juristen en wetenschappers vastgestelde, genocide en scholasticide in Gaza. Een debat omtrent een boycot van Israëlische instellingen is er niet; in plaats daarvan heerst er stilte. Die stilte wordt incidenteel doorbroken wanneer studenten in de buurt van het Instituut protesteren. Een enkeling van het personeel doet mee aan de demonstraties. Sommige anderen moedigen de studenten zachtjes aan, bang om een tijdelijk contract te verliezen. Het overgrote deel kijkt ongemakkelijk toe, zwijgt of keurt de demonstraties af. Want, is het adagium, politiek hoort niet thuis op de universiteit. Tegelijkertijd stroomt de mailbox van medewerkers vol met oproepen van zowel de Faculteit Geesteswetenschappen als van het Instituut voor Geschiedenis om vooral deel te nemen aan protesten tegen de voorgenomen bezuinigingen op het Hoger Onderwijs.
Niet alleen is het contrast pijnlijk en hypocriet – protesten tegen een genocidaal bewind: slecht; protesten tegen bezuinigen: goed. De protesten tegen de bezuinigingen laten tevens een belangrijke context buiten beschouwing. Geen woord wordt erover gerept dat deze bezuinigingen worden doorgevoerd door, en in verbinding staan met ander beleid van, de meest fascistische en racistische regering die Nederland gekend heeft. Zo worden militaire uitgaven verhoogd en voor miljoenen euro’s wapens aangeschaft bij de Israëlische industrie, maatregelen voor de gevolgen van klimaatverandering afgezwakt en het asielsysteem ontwricht.
In plaats daarvan worden zorgen vooral op een neoliberale manier geframed rondom ‘onszelf’ en collegae: mogelijk verlies van je baan en/of verkleinde kansen voor baanzekerheid; hogere werkdruk; zorgen voor (nog niet) Nederlands sprekende faculteitsleden en/of zij zich nog wel welkom voelen. Daarnaast worden de schadelijke gevolgen voor de ‘kenniseconomie’ en ‘innovatie’ vaak centraal gesteld. Meer kritische stemmen benoemen ook de gevolgen voor de samenleving in zijn geheel, wanneer leraren, ingenieurs en verpleegkundigen niet meer opgeleid zullen worden. Dergelijke zorgen zijn reëel en valide, maar raken niet de kern van het probleem. Immers, als we onze eigen authenticiteit als historici serieus zouden nemen, dan zouden we toch op zijn minst moeten kunnen inzien dat de afbraak van het Hoger Onderwijs inherent is aan fascistisch beleid? Het grootste probleem met de vorm en inhoud van deze protesten is dat deze ervan uitgaan dat fascisme te bestrijden is met ratio. Integendeel, door in debat te gaan erkent men het bestaansrecht van fascistisch rechts.
Tot slot worden medewerkers van de universiteit opgeroepen om deel te nemen aan de protesten tegen bezuinigingen door dezelfde besturen die verantwoordelijk zijn voor het neoliberale mismanagement dat al jaren door hen gevoerd wordt. Rendementsdenken en marktwerking voeren al langer de boventoon, waarvan kleine maar waardevolle studies – met name binnen de geesteswetenschappen – de eerste slachtoffers zijn. Tegelijkertijd vindt het College van Bestuur van de Universiteit Leiden het wel een goed idee om, alleen al in 2024, ongeveer 1,6 miljoen aan buitenwettelijke beveiligingsmaatregelen uit te geven. Dit terwijl algemeen bekend is dat meer politie en/of handhaving het algehele vertrouwen en de veiligheid ondermijnt.
Kortom, we moeten onszelf de volgende vragen stellen: wat als de protesten ‘succesvol’ zijn en deze regering de geplande bezuinigingen terugdraait? Zijn we dan als universiteiten – zogenaamde bastions van vrijheid – tevreden met een regering die openlijk fascistisch en racistisch beleid voert? Of gaan we dan gewoon weer verder met NWO-gefinancierde onderzoeken die maatschappelijke impact als doel claimen, maar totaal zijn losgezongen van de realiteit?
Er bestaat geen (academische) vrijheid zolang deze gestoeld is op de onvrijheid van een ander. Om deze reden staan wij 14 november wel te demonstreren in Utrecht, maar dan met onze eigen oproep: “Financier Cultuur en Onderwijs, niet Genocide en Militarisering”.
Dit stuk is de eerste in onze reeks over ‘academische vrijheid’.
Leestips van de auteurs:
- Trouillot, Michel-Rolph, Silencing the past : power and the production of history (Boston: Beacon Press 1995/2015).
- Schinkel, Willem, en Rogier van Reekum, Theorie van de kraal : Kapitaal – Ras – Fascisme (Amsterdam: Boom Uitgevers Amsterdam 2019).
- Wind, Maya, Towers of ivory and steel : how Israeli universities deny Palestinian freedom (London ; Verso 2024).
- Khalidi, Rashid, The hundred years’ war on Palestine : a history of settler colonialism and resistance, 1917-2017 (New York: Metropolitan Books, Henry Holt and Company 2022).
- UN Report of the Special Rapporteur on the promotion and protection of the right to freedom of opinion and expression, Irene Khan: https://documents.un.org/doc/undoc/gen/n24/247/88/pdf/n2424788.pdf
Suzan Abozyid is historicus en als promovendus werkzaam bij het Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Daardoet zij onderzoek naar de geschiedenis van integratiebeleid in Nederland.
Mirjam Twigt is antropoloog en media-en-migratie onderzoeker. Als research officer / postdoctoral researcher bij het LDE GMD (Leiden-Delft-Erasmus centre for Governance of Migration and Diversity), is haar standplaats het Instituut voor Geschiedenis in Leiden.