Categorieën
Geschiedenis actueel

Wat wolven kunnen betekenen voor cultuurkritiek

Weer wagen wolven zich in de Lage Landen. Hun terugkeer legt een bom onder de sowieso al verhitte publieke debatten over natuurbeheer en landbouw. Maar hun aanwezigheid biedt ook kansen voor een urgente cultuurkritiek. Historici hebben daar een rol in te spelen.

Historici mengen zich met opvallende regelmaat in de marges van het publieke wolvendebat. Hun bijdragen beperken zich voornamelijk tot de negatieve beeldvorming van het dier in de lange Westerse cultuurgeschiedenis. In een artikel dat eerder dit jaar verscheen in BMGN beschrijft Sander Govaerts bijvoorbeeld precies hoe de associatie van wolven met oorlog over acht eeuwen leidde tot het populaire topos van een gewelddadig dier, dat baat heeft bij menselijk conflict. Het artikel was veelbesproken, ook buiten de academie. Historici.nl bundelde enkele korte reacties in een ‘maatschappelijk panel’, waarin vooral de jagersverenigingen van Vlaanderen en Nederland van zich afbeten.

Niets nieuws onder de zon, lijkt dan de teneur. We bevinden ons simpelweg nog steeds in een quasi-kosmologisch conflict, dat in negentiende-eeuws Noord-Amerika de epische naam ‘wolf wars’ kreeg. En we linken wolven nog steeds aan een diabolisch kwaad, ons eigen beestachtige onderbewustzijn, of een als bedreigend ervaren wildernis. Geen dier zo vermaledijd in onze cultuurproductie en verbeelding als de wolf, klonk het recent nog in De Groene. Oude angstbeelden doemen nu weer op: menseter, kinderdoder, schapenkiller (of, in zijn hedendaagse variant: alpaca- en ponykiller). Lokale politici cry ‘probleemwolf’ ­– een term met een welomlijnde betekenis, vastgelegd door wolvencomités in wolvenprotocollen – op manieren die uiteindelijk niet zo veel verschillen met hoe beleidsmakers in de zeventiende eeuw wolven vogelvrijverklaarden.

Uit het Interventieprotocol probleemsituaties wolf van de Vlaamse overheid, p. 10.

Er is sinds de zeventiende eeuw natuurlijk wél wat veranderd. Bijvoorbeeld: we hebben wolven sindsdien vakkundig uitgemoord, waardoor het ‘wolvenprobleem’ vandaag alleen al in kwantitatief opzicht een heel andere kwestie is. De wolf wars werden gaandeweg met andere wapens, andere technologieën en andere ideeën uitgevochten. Zelfs de culturele representaties waarmee we wolven hebben opgezadeld, zijn veranderd.

Die verschuivingen in culturele beeldvorming zijn, zoals Govaerts ook aangeeft, nauw verweven met natuurbeleid. Want onze houding tegenover natuur, en tegenover ecologie, is net zo goed veranderd. Moest die natuur het vroeger ontgelden als obstakel van industrialisering en welvaart, dan hebben we haar nu een plaats gegeven in onze cultuur: als esthetisch erfgoed, als cultuurlandschap, als onderdeel van de lokale economie. De Vlaamse overheid, bijvoorbeeld, lanceerde recent met veel poeha een mooie maar misleidende film, Onze natuur, over Vlaamse fauna in een schijnbaar ongerepte natuur. Onze natuur verbeeldt een kentering waarin ‘wilde’ dieren die sinds kort weer in onze contreien wonen, gelinkt worden aan een succesvol natuurbeleid.

Afb. 1: Pieter Holstein, ‘Roodkapjes en wolven’ (Amsterdam 1968), Rijksmuseum, RP-P-2010-221-760. http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.500567

Maar dan horen ze zich wel te gedragen. ‘Probleemwolven’ zijn wolven die zich niet aan de regels houden. Een belangrijk thema in het huidige wolvendebat is, net zoals in zoveel andere publiek discours, namelijk veiligheid. We vinden wolven problematisch, niet zozeer omdat ze mensen aanvallen – dat hebben ‘onze’ wolven tot op heden niet gedaan – maar omdat ze ons onveilig doen voelen. Ze brengen de wildernis weer binnen in onze restnatuur, dat we tot recreatiegroen hebben gemaakt. Het bos is plots niet langer een speeltuin.

In een plek zonder wildernis is een wild dier des te meer een gevaar, een aberratie. De terugkeer van de wolf drukt daarom op een pijnpunt dat in het debat over de troebele wolf-mensrelatie weinig aandacht krijgt, maar dat fundamenteel is en het ‘wolvenprobleem’ in een bredere cultuurkritische en -historische context plaatst: ons onstabiele (on)begrip voor wildernis. Net dat pijnpunt is de laatste jaren in het blikveld van historici gekomen.

Aan de Universiteit van Maastricht loopt bijvoorbeeld het Moving Animals project, dat onder andere de recente geschiedenis van mobiliteit en territorium in mens-dierrelaties onderzoekt. De deelonderzoeken belichten telkens hoe we ons in de twintigste eeuw als managers van de wildernis hebben gepositioneerd. Wolven zijn dan vooral problematisch omdat ze zich niet laten managen. Ze gedragen zich letterlijk en figuurlijk grensoverschrijdend, zowel wat betreft nationale grenzen als de grenzen die we met zoveel moeite hebben opgetrokken: tussen beschaving en wildernis, tussen recreatie en reservaat, tussen mens en niet-mens. Moving animals toont hoe onze relatie met (bepaalde) dieren niet louter vertroebelt door hardnekkige cultuurbeelden, en zelfs niet alleen omwille van doorgebeten alpacakelen, maar misschien wel vooral omdat (bepaalde) dieren ons eenentwintigste-eeuwse visie op natuur en ecologie doodleuk negeren. Alle inspanningen ten spijt, van gesubsidieerde wolfwerende omheiningen over sensibiliseringscampagnes tot paintballgeweren in Gelderland, onttrekken wolven zich aan onze controle. En laten ze zich niet managen.

Afb. 2: ‘A creature with two heads, one of a wolf, the other human’, c.1495, Wellcome Institute (Wellcome Library no. 75i).

We delen dus ons territorium met wilde dieren die we hebben gebombardeerd tot symbolen van de veerkracht van de Nederlandse en Vlaamse kavelnatuur en die we tegelijkertijd een morele, zelfs esthetische code opleggen. Hun agency hebben ze ten slotte aan ons te danken: wij kennen het hen toe. Die spreidstand wildernis/beschaving is nog het mooist verbeeld door Annet Schaap, in de illustraties bij een verhaal over een wolf die als een ‘stukje wilde natuur’ keurig achter prikkeldraad wordt gehouden. Prikkeldraad is een zoveelste vergeefse grens, zo leert de geschiedenis.

Misschien hoort de bijdrage van historici aan het debat dan ook helemaal niet over al dit soort grenzen te gaan, of over waar precies oude angstbeelden van de wolf als gulzigaard of hellehond vandaan komen. Urgenter lijkt me om via de mens-wolfgeschiedenis ons wispelturige wildernisbegrip en onze posities in/tegenover de natuur te historiseren en te herijken. Die posities bepalen immers het huidige wolvendebat.

Verder lezen en kijken

Jennifer Bonnell en Sean Kheraj, Traces of the animal past: methodological challenges in animal history (2022).

De tentoonstelling Wolf! De wolf in illustratie loopt nog tot 4 juni 2023 in Villa Verbeelding, in Hasselt.

Foto: An Clapdorp (c)

Kristof Smeyers is onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen. Hij schrijft over flora, fauna en folklore.