Extreemrechts is erbij gebaat om in een continu heden van crisis naar crisis te springen, waardoor we het langetermijnperspectief uit het oog verliezen. In plaats van constant te reageren op de ophef van de dag, kunnen we ons beter richten op de dingen die we van waarde vinden voor de huidige samenleving en toekomstige generaties. Daarvoor moeten we niet alleen naar de toekomst, maar ook naar het verleden kijken.
In een recent artikel op OneWorld biedt socioloog Jacob Boersema tien lessen over verzet tegen extreemrechts. ‘Leer van de traditie’, luidt de zesde. Volgens Boersema vergeten we in Nederland te snel dat verzet altijd in een traditie staat, dat antidemocratische dreigingen eerder overwonnen zijn en dat je in plaats van alles zelf uit te vinden ook te rade kunt gaan bij wat mensen vóór je hebben gedaan. Historicus Adriaan Duiveman bekritiseert de neiging om altijd maar aan het begin van iets te willen staan ook in een column voor Vox, waarbij hij de metafoor van de kathedraal gebruikt: we moeten onszelf niet als kathedraalbouwers willen zien, de briljante architecten die aan het beginpunt van een grandioos project staan, maar als metselaars die voortbouwen op wat er al gedaan is en bereid zijn de zoveelste steen bij te dragen. Daarvoor is het nodig je ego opzij te zetten.
Voortbouwen op tradities wordt veelal met conservatieve stromingen geassocieerd en kan wantrouwen wekken bij mensen die graag vooruitstrevend te werk gaan. In Wij zijn nooit modern geweest beschrijft Bruno Latour de moderne tijdsbeleving als een rechte lijn waarin de tijd die verstrijkt het verleden onherroepelijk vernietigt. De moderniteit betekent een radicale breuk met traditie en teruggaan kan in dit temporele regime alleen door met de moderniteit te breken, want elementen uit verschillende tijden kunnen niet naast elkaar bestaan. Om te compenseren voor deze vernietigingsdrang is er een conserveringsdrift: het verleden moet als afgerond hoofdstuk bewaard blijven in musea en historische studies. Hoewel het postmodernisme wél teruggrijpt op het verleden om iets nieuws te creëren, betoogt Latour dat het moderne denkraam waarin het verleden als voltooid wordt gezien hierin behouden blijft.

Als alternatief voor dit monotemporele regime stelt Latour voor om de tijd niet als een rechte lijn voor te stellen, maar als een spiraal, waarbij we steeds langs elementen uit het verleden komen die in de spiraalvorm dichterbij kunnen zijn dan de lengte van de lijn tussen de betreffende punten zou doen vermoeden. Deze manier van denken is polytemporeel: ‘het verleden wordt niet voorbijgestreefd, maar hernomen, herhaald, omwikkeld, beschermd, herschikt, geherinterpreteerd en opnieuw ingedeeld’. We worden niet gedefinieerd door onze locatie op de tijdslijn, maar door de manier waarop we verleden en toekomst verbinden door elementen uit het verleden te sorteren.
Polytemporele strategieën
Hoe komen we aan een polytemporele beleving, waarin besef van historische continuïteit ervoor zorgt dat we op bescheiden wijze verantwoordelijkheid nemen voor wat we doorgeven aan toekomstige generaties? In haar boek Timefulness suggereert Marcia Bjonerud dat geologisch denken een sleutel kan bieden. Geologische processen uit het verleden zijn nog steeds aanwezig in het landschap van het heden. Ze vergelijkt de polytemporele geologische blik met het premoderne Noorse idee van wyrd, een woord dat naar het persoonlijke lot verwijst binnen een wereldbeeld waarin verleden, heden en toekomst met elkaar verstrengeld zijn. De geologische diepe tijd maakt ons er bovendien van bewust dat onze culturele en persoonlijke verhalen ingebed zijn in een langere tijdspanne. Zo’n perspectief kan volgens Bjornerud leiden tot een grotere waardering voor waarden als duurzaamheid en veerkracht, in plaats van de modernistische nadruk op revolutie.
Niet alleen een geologische blik op de wereld, maar ook omgang met historische monumenten en cultureel erfgoed kan een dergelijk perspectief bieden. In De toekomst van het verleden schrijft Thijs Weststeijn dat historische monumenten een bemiddelende positie innemen tussen de tijdspanne van een mensenleven en de haast onvoorstelbare diepe tijd. Ze maken met andere woorden het verstrijken van de tijd tastbaar. David Harvey en Jim Perry stellen in The Future of Heritage as Climates Change dat zowel het beheer als publiek engagement met erfgoed gepaard gaat met een besef dat we een verantwoordelijkheid naar toekomstige generaties hebben voor de verbindingen tussen verleden, heden en toekomst. Daarbij schept het erkennen van de onzekerheid van die toekomst ruimte voor creativiteit en continuïteit.

Naast materieel erfgoed geven we ideeën uit en kennis over het verleden door. Daarbij hoeven we geen revolutionaire bouwmeesters te zijn, maar we hoeven ons ook niet te beperken tot de rol van metselaar die met aangeleverde stenen volgens vooropgezet plan voortbouwt. We kunnen immers selecteren, herinterpreteren en herschikken om iets nieuws te creëren. Een model voor zo’n omgang met het verleden trof ik in de roman The Book of Form and Emptiness van Ruth Ozeki, waarin personages op verschillende manieren met spullen (en daarmee met het verleden dat eraan kleeft) omgaan: van een jongen die vruchteloze pogingen doet de objecten die tegen hem praten op afstand te houden tot zijn moeder die zich aan spullen vastklampt, en van een dichter gemodelleerd naar Slavoj Žižek die ervoor pleit afval en vervuiling lief te hebben tot een Zenboeddhist die een opruimboek à la Marie Kondo schrijft. Mijn voorbeeld is een tienermeisje dat zich de Aleph noemt en in andermans afval materialen vindt om sneeuwbollen van te maken, niet met lieflijke scènes, maar met catastrofes: een nucleaire winter, 9/11, de orkaan Katrina. Zoals de Aleph bestaande materialen én creativiteit inzet om onze relatie tot de wereld te bevragen, zouden wij ook creatief met idées trouvées aan de slag kunnen. Dat kunnen we niet als eenzame genieën doen. De wereld is geen sneeuwbol die we van buitenaf kunnen schudden, maar iets waar we tegelijkertijd onderdeel van zijn, betekenis aan proberen te geven en voor moeten zorgen – een groot project dat vraagt om samenwerking tussen mensen, al dan niet tijdgenoten, met verschillende perspectieven en vaardigheden.
Oproep
In de serie ‘Historische inspiratie voor progressief verzet’ willen we op zoek gaan naar zaken uit het verleden waar we op kunnen voortbouwen. Over de Muur roept historici en anderen die het verleden onderzoeken op om stukken in te sturen over ideeën uit het verleden, zeker ook van gemarginaliseerde groepen, die ons op dit punt in de geschiedenis kunnen inspireren om op creatieve wijze de onzekere toekomst tegemoet te gaan. Het kan bijvoorbeeld gaan om:
- Ideeën uit het verleden die een linkse agenda kunnen voeden;
- Strategieën van verzet uit de geschiedenis die ons kunnen helpen in de strijd tegen extreemrechts;
- Historische personen of bewegingen die niet reactief waren, maar eigen progressieve toekomstvisies ontwikkelden.
Bijdragen, voorstellen daarvoor en vragen zijn welkom op info@overdemuur.org. Je kunt hier onze auteursrichtlijnen vinden.
Lieke Smits is mediëvist en kunsthistoricus verbonden aan de Universiteit Leiden.