Hoe verhouden geschiedenis en herinneringen zich tot elkaar? Wat gebeurt er als er in de geschiedenisboeken iets staat wat niet strookt met je eigen herinnering, of die van je vader of moeder, opa of oma? Over dit soort vragen ontstaan vaak, soms behoorlijk heftige, discussies. Het project Getuigen & Tijdgenoten, één van de onderdelen van het lopende onderzoek Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950, verzamelt verhalen van mensen die deze tijd zelf mee hebben gemaakt. Het gaat om verhalen die minder gehoord zijn, maar ook om herinneringen die in de loop der tijd op een andere manier geduid worden.
Geschiedschrijving en herinneringen zijn niet altijd met elkaar in tegenspraak. Soms vullen boeken herinneringen aan als ontbrekende puzzelstukjes, net zoals interviews een aanvulling kunnen zijn op het algemeen bekende verhaal. Tijdens een interview voor ons project vertelt een Indische man over zijn ervaringen in Bandung aan het begin van 1946: ‘Wij hadden destijds geen idee wat er zich afspeelde in het zuidelijk deel van de stad, dat in handen was van de Indonesiërs. Pas jaren later, (…), las ik in een boek wat zich luttele kilometers van mijn eigen huis had afgespeeld.’ Een Indonesische man herinnert zich in een interview voor hetzelfde project de periode op een totaal andere manier. Als 18 jarige, lid van de BKR, de ‘volksveiligheidsorganisatie’ van Indonesische republikeinen, patrouilleert hij bij het treinstation, om het zuidelijk deel van de stad te beschermen tegen geallieerde aanvallen vanuit het noorden. Op 23 maart 1946 worden in de zuidkant van de stad Bandung gebouwen, die van strategisch belang waren voor de Nederlanders, in brand gestoken door terugtrekkende Indonesische troepen. Als jonge man zat hij midden in de chaos waarin groepen mensen hun huizen uit vluchtten. Deze dag werd later bekend als Bandung Lautan Api, de vuurzee van Bandung. Hij zag dat de lucht rood werd van het vuur, ‘maar ik wist niet wat het was, het enige dat ik wist was dat alles in brand werd gestoken, mij is nooit wat verteld’.
Deze voorbeelden laten zien dat herinneringen nooit helemaal volledig kunnen zijn. De vuurzee aan de andere kant van de demarcatielijn in Bandung en de paniek die daar heerste, waren geen onderdeel van de herinnering van de Indische man, terwijl hij er praktisch naast stond. Het is niet verwonderlijk dat er bij beschrijvingen van gebeurtenissen in het verleden een groot verschil bestaat tussen het dominante narratief – het nationaal erkende verhaal zoals verteld in schoolboeken en musea – en de vele persoonlijke verhalen. Het wordt echter problematisch als het dominante narratief vooral of uitsluitend elementen en perspectieven benadrukt die de heersende macht legitimeren. Hierbij wordt niet alleen het verleden geweld aangedaan, maar worden ook meer gecompliceerde verhalen en ongewenste perspectieven onder het tapijt geveegd. Gelukkig roept een ‘one size fits all’ versie van de geschiedenis, zeker als het gaat om het koloniale verleden, steeds meer vragen en weerstand op.
In het verleden werd, zeker in de Nederlandse officiële versie, het koloniale verleden als een succesverhaal gepresenteerd. Natuurlijk waren er altijd al talloze gebeurtenissen en ervaringen die deze visie konden ondermijnen. Denk bijvoorbeeld aan de vele opstanden en oorlogen die plaatsvonden in de tijd dat Indonesië een Nederlandse kolonie was of het schrijnende alledaagse onrecht van het koloniale leven. In het Nederlandse dominante perspectief blijven dit soort geluiden echter nog altijd onder de radar.
Het is tijd dat er meer ruimte komt voor andere verhalen én voor andere afwegingen. Dat geldt voor de stem van mensen die in Nederland tot nu toe niet of nauwelijks gehoord werd. En voor mensen die zich verhalen herinneren die ‘weggeborgen’ zaten in de uithoeken van het geheugen. Maar ook voor mensen die hun ervaringen destijds nu anders zijn gaan beoordelen, doordat de gebeurtenissen van meer dan zeventig jaar geleden opnieuw in de publiciteit komen. Sommige Nederlandse veteranen bijvoorbeeld, die er in de jaren veertig als dienstplichtig militair of vrijwilliger van overtuigd waren voor een goede zaak te staan, vragen zich nu af wat ze eigenlijk in Indonesië te zoeken hadden.
Nu er steeds vaker met andere ogen naar het koloniale verleden en de representatie daarvan wordt gekeken geeft het verzamelen van ervaringen ons inzicht in hoe herinneringen in de loop der tijd veranderen en op welke wijze ze worden opgeroepen en beïnvloed door de maatschappelijke discoursen. Maar het geeft ook de mogelijkheid en verantwoordelijkheid om persoonlijke herinneringen van getuigen die in Nederland minder gehoord zijn, in het bijzonder de Indonesische herinneringen, te belichten om zo het Nederlands perspectief op de onafhankelijkheidsoorlog tussen 1945 en 1950 in Indonesië uit te dagen.
Stephanie Welvaart (links) en Eveline Buchheim (rechts) werken bij het NIOD en voeren samen met Fridus Steijlen het project Getuigen & Tijdgenoten uit. Dit project is onderdeel van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945 – 1950.
Meer lezen binnen deze reeks?
Edurne De Wilde: Wat is de staat van het Nederlandse postkoloniale debat?
Lara Nuberg: Wanneer passen mensen hun beeld over kolonialisme aan?