De laatste jaren verandert de Vlaamse omgang met het koloniale verleden. De documentaireserie ‘Kinderen van de kolonie’ en de recente heropening van het gerenoveerde AfricaMuseum in Tervuren maken van 2018 een kantelpunt in dit proces, zo betoogt politicoloog en historicus Gert Huskens. Maar we zijn er nog niet: “In Vlaanderen zijn we nog altijd op zoek naar een inclusieve manier om dit grens- en generatieoverstijgende onderwerp een plek te geven in het historisch bewustzijn.”
In Vlaanderen gaat dezer dagen de documentairereeks ‘Kinderen van de kolonie’ druk over de tongen. Aan de hand van getuigenissen van oud-kolonialen, ex-gekoloniseerde Congolezen en jonge Belgo-Congolezen maakt zowel de reeks zelf als het debat erover duidelijk dat het Belgische koloniale verleden nog steeds een tere plek in de maatschappelijke ziel is. In Vlaanderen zijn we nog altijd op zoek naar een inclusieve manier om dit grens- en generatieoverstijgende onderwerp een plek te geven in het historisch bewustzijn.
Ook de geesten in de maatschappij zijn rijper geworden en sinds de eeuwwisseling is dankzij de publicatie van twee ophefmakende boeken stilaan het besef gegroeid dat zulke perspectieven broodnodig zijn. Enerzijds maakte Daniël Vangroenweghe met zijn boek Rood Rubber. Leopold II en zijn Kongo voor het eerst sinds de onafhankelijkheid in een overzichtelijke synthese de wandaden onder het regime van Leopold II bij een groot publiek bekend. Anderzijds stelde Ludo de Witte in De moord op Lumumba onomwonden dat de Belgen direct betrokken waren bij de geruchtmakende liquidatie van de eerste verkozen premier van Congo in 1961. Het boek leidde zelfs tot een parlementaire onderzoekscommissie die “een morele verantwoordelijkheid” erkende in “de omstandigheden die geleid hebben tot de moord”.
De publicatie van het monumentale Congo. Een geschiedenis door David Van Reybrouck bekroonde deze revival van de maatschappelijke en academische interesse in de oud-kolonie. Het gigantische kassucces van Van Reybrouck’s Congo, heeft daarbij wel het kwalijke gevolg gehad dat onderzoek door onder andere Guy Vanthemsche, Karel Van Nieuwenhuyse, Isidore Ndaywel è Nziem en talloze Franstalige historici onterecht in de schaduw kwam te staan.
Sindsdien is de aandacht voor het koloniale verleden enkel toegenomen en kunnen we tegenwoordig zonder overdrijving spreken van een heuse renaissance van het kolonialismedebat. Vlaanderen is zo traag maar zeker aan het ontwaken uit de nostalgische winterslaap waarin het sinds 1960 was ingedommeld. Toch was er eerst nog een periode van ‘vijftien jaar sluimerend schuldbesef’ nodig om volledig te ontwaken, zoals historica Julie Vande Broek het treffend formuleerde. Het is tegen deze achtergrond dat de historici van morgen dan ook terecht 2018 als een nieuw kantelpunt zullen beschouwen. Eerder dit jaar was er al de inhuldiging van de Square Patrice Lumumba in Brussel en in Charleroi hernoemde men een straat naar dit symbool van de Congolese ontvoogdingsstrijd. Tot slot bekroont de langverwachte, maar ook kritisch onthaalde opening van het gerenoveerde AfricaMuseum in Tervuren een bijzonder postkoloniaal 2018.
Binnen dit drukke jaar speelt ‘Kinderen van de kolonie’ een bijzondere rol. Als documentairereeks die zowel live op televisie als uitgesteld op het internet te bekijken is, bereikt het een publiek dat normaalgesproken amper of nooit in aanraking komt met het postkoloniale debat. Het toont bovendien dat de strijd om representatie van Vlamingen met een migratieachtergrond eindelijk zijn vruchten begint af te werpen. Niet langer mogen ze enkel als tokens in één van de vele talkshows opdraven om zo ons geweten te sussen. Voor het eerst kunnen ze zich voor een breed publiek uitspreken over de erfenis van het kolonialisme en hun multipolaire identiteit. De groeiende invloed van deze ondernemende en geëngageerde groep jonge mensen is te danken aan zowel de nodige dosis lef, als hun doeltreffend gebruik van sociale media.
‘Kinderen van de kolonie’ daagt zo de nostalgische verhalen van één of andere nonkel pater die nog ‘in de Congo had gezeten’ expliciet uit. De wanpraktijken, feitelijke apartheid, structurele ongelijkheid, de bewuste ontzegging van hoger onderwijs, racisme, en zoveel andere verwerpelijke praktijken waren immers wel gekend, maar voor de goede huisvrede werden ze diplomatisch onder de mat geveegd. De gedachte dat ‘de Belgen ook goede dingen hebben gedaan’ dient hierbij ook nu nog als argument om critici het zwijgen op te leggen. Hoewel sommigen beweren dat deze nostalgie in ere wordt gehouden door de koloniale visie aan bod te laten komen in de reeks, is het erg verstandig dat ook zij betrokken werden. Het is enkel dankzij een beter begrip van hun sentimenten dat we kunnen onderzoeken hoe onze samenleving de afgelopen decennia heeft gefaald om met deze zwarte episodes in onze geschiedenis om te gaan.
Om die analyse te maken, is onderzoek nodig. Open daartoe álle archieven over de dekolonisatie, ontsluit ze beter en maak de juridische onderzoeken die destijds werden gevoerd naar het geweld in de periode van de onafhankelijkheid publiek. Maak mogelijk dat journalist Peter Verlinden zijn onderzoek naar het geweld tegen oud-kolonialen kan aanvullen en afronden, en dat tezelfdertijd ook jonge historici hetzelfde thema met een frisse blik kunnen benaderen. Ondersteun jongeren met een migratieachtergrond die zich op de menswetenschappen willen storten, maar dit omwille van financiële beperkingen of onzekerheden niet kunnen of durven. Stimuleer zowel academisch als lokaal onderzoek naar koloniale geschiedenis en de hedendaagse omgang ermee. Waarom zou men in 2019 geen thesisprijs kunnen inrichten voor onderzoek met een postkoloniale insteek? Het koloniale verleden laat zich immers niet vatten in een appendix die men achteraan bij een boek toevoegt.
Het is pas wanneer men postkolonialisme opvat als een attitude waarmee je alle bladzijden van de geschiedenis opnieuw onder de loep neemt, dat de koloniale geschiedenis en haar erfenis zich in al haar vormen toont. Het portret van Leopold II dat de bezoekers van het archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de ingang begroet, moet daarom zeker niet worden weggehaald, maar men kan het wel mogelijk maken dat onderzoekers het wat dieper in de ogen kijken. Enkel zo kan Vlaanderen in het reine komen met dit aspect van haar geschiedenis en een plek worden die zowel de diversiteit in de maatschappij als in de geschiedschrijving erkent en respecteert.
Gert Huskens is historicus en politicoloog. Hij laat regelmatig zijn licht schijnen over het postkoloniale debat en deed onder andere onderzoek naar postkoloniale referenties in rap muziek. Tegenwoordig is hij doctorandus aan de ULB en UGent in het kader van het project “Pyramids and Progress. Belgian Expansionism and the Making of Egyptology, 1830-1952″.
Meer lezen binnen deze reeks?
Edurne De Wilde: Waarom we een serie wijden aan de omgang met het koloniale verleden in België en Nederland
Sarah Madimba: Waarom de huidige generatie niet langer zwijgt over het koloniale verleden
Jonas Vernimmen: Burundi. In flarden.
Awa-Alice Ba: Getuigen van het koloniale verleden aan het woord laten is een goed begin